Uit het voorafgaande zal dui delijk zijn, dat wie geen inko men geniet, ook geen premie be hoeft te betalen. Deze groep van personen is echter wel verze kerd. Hieronder kunnen bijvoor beeld vallen gehuwde vrouwen, alsmede kinderen, die studeren. De invordering van de premies. De invordering van de pre mies geschiedt door de belas tingdienst op dezelfde wijze als de loon- en inkomstenbelasting wordt geïnd. Is een verzekerde aan de heffing van loonbelasting onderhevig, dan vindt de inning derhalve plaats door inhouding op het loon. Voor hen, die niet aan loonbelasting zijn onder worpen, geschiedt de inning middels het opleggen van een aanslag. Artikel 31 van de wet houdt een regeling in, waarvan de bil lijkheid ten zeerste kan worden betwijfeld. Dit artikel immers bevat de bepaling, dat van klei ne zelfstandigen en anderen, die geen loon uit dienstbetrekking ontvangen, geen premie wordt ingevorderd, indien hun inko men beneden een bepaalde grens blijft. Op zich is het niet-invor- deren van de premie bij hen, wier inkomen zeer gering is, wellicht te rechtvaardigen, doch men kan er over twisten, of dit ook nog het geval is, indien de premie wel geïnd wordt bij loontrekkenden met een gelijk inkomen. De eigenlijke reden van deze tegemoetkoming aan kleine zelfstandigen is dan ook hierin gelegen, dat uit de erva ringen bij de belastingdienst ge bleken is, dat beneden een be paalde inkomengrens een aan slag wegens inkomstenbelasting practisch niet invorderbaar is. De wetgever heeft er dan ook de voorkeur aan gegeven reeds in de wet te bepalen, dat in be paalde gevallen niet tot invor dering zal worden overgegaan. Er zit echter een onbillijkheid in, dat men een gelijke tege moetkoming niet gegeven heeft aan loontrekkenden met een zeer gering inkomen. Bij deze groep is uiteraard de invorde ring van de premie, welke im mers slechts van het loon be hoeft te worden afgehouden, zeer eenvoudig. De reden, dat men ook deze groep niet van in vordering heeft vrijgesteld is hierin gelegen, dat door deze vrijstelling de premie voor dè overige verzekerden nog aan zienlijk hoger zou worden dan zij thans reeds is. De grenzen van de inkomens van kleine zelfstandigen, waar beneden geen invordering plaats vindt, zijn als volgt: a. voor ongehuwden 1.500, b. voor gehuwden 2.100, Bedraagt het inkomen voor een ongehuwde minder dan

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 21