to88 instelling van liefdadigheid wor den uitgekeerd. Vervreemding en verpanding van ouderdomspensioen. Evenals de andere sociale ver- keringswetten bevat de ouder domswet een verbod van ver vreemding of verpanding van het ouderdomspensioen. Ook beslag op dit pensioen is niet mogelijk, tenzij het beslag dient tot verhaal van onderhouds verplichting. Het geval, dat een pensioengerechtigde onder houdsplichtig zal zijn, is wel niet uitgesloten, doch laat zich ons inziens toch moeilijk denken. De pensioenpremie. Uiteraard is er bij de behan deling van de ouderdomswet in de beide Kamers der Staten-Ge- neraal en daarvóór, heel wat te doen geweest over het feit, wie de premie voor zijn rekening zou moeten nemen en hoe hoog deze premie zou moeten wor den. De enige mogelijke en enige juiste oplossing bleek te zijn de premie door de verzekerden te doen opbrengen. Deze premie moet door de ver zekerden betaald worden over hun inkomen. Voor het begrip inkomen heeft men aansluiting gezocht aan het inkomenbegrip, dat voor de inkomsten- en loon belasting wordt gehanteerd, met dit verschil, dat de premie voor de wettelijke ouderdomsverze- kering aftrekbaar is voor de loon- en inkomstenbelasting. Geen premie is echter verschul digd over het inkomen, voorzo ver dat méér dan 6.900,be draagt. Evenals de pensioenuitkerin gen kan het zojuist genoemde bedrag van 6.900,— worden verhoogd of verlaagd al naar gelang het indexcijfer der lonen is gestegen of gedaald. Voors hands is een verdere stijging het meest waarschijnlijk. Het be drag dat bij het tot stand komen van de wet op 31 mei 1956 nog 6.000,bedroeg, werd een dezer dagen op 6.900,vast gesteld. De premie wordt vastgesteld op een bepaald percentage van het inkomen, welk percentage iedere vijf jaar opnieuw wordt vastgesteld. Het definitieve per centage, dat met ingang van 1 januari a.s. voor de komende vijf jaren zal gelden, was op het moment dat wij dit artikel schreven nog steeds niet bekend. Verwacht wordt, dat het om en nabij de 7% zal liggen.1) Volgens de berekeningen, die de verze keringsdeskundigen van de re gering gemaakt hebben, zal dit percentage in de komende der tig jaren langzaam oplopen tot ongeveer 8%. Inmiddels is dit percentage op vastgesteld.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 20