1078 bestaan. Inderdaad behoeft het geen bezwaar te ontmoeten, dat onze boerenleenbanken voor deze bedrijven, voorzover zij in de plattelands-gemeenschap, waarvoor de boerenleenbank werkt, geïntegreerd zijn, mede als hulp-middenstandsbank wer ken; maar, aldus is onze stelling, dan moet zulks ook geschieden op rentecondities, die de tarie ven van de Middenstandsbank niet veel ontlopen. Hiermede zijn wij gekomen aan het einde van onze lange be schouwing over de rente-tarie ven 1957. Op één punt willen wij echter nog wijzen n.1. dat wij daarbij ook ter harte hebben genomen de wenk, die op meni ge cursus-bijeenkomst werd ge geven: liever ineens met ingang van 1 januari 1957 de tarieven flink verhoogd, dan telkens we derom een schepje er op te moe ten doen. Welnu, ook wat dat betreft menen wij de rentetarie ven veilig te hebben gesteld. Wij kunnen ons levendig indenken, dat de beheerders niet verder achter de markt aan willen lo pen, zoals eigenlijk in 1956 het geval was. De opzet van onze rente-ta rieven voor 1957 is zodanig ge kozen, dat wij met inachtne ming van de getroffen maatre gel tot beheersing van de cre- dietuitzettingen, waarmede wij geheel in de lijn zijn van het geen van overheidswege van ons wordt verwacht, mogen aannemen, dat de toekomst een evenwicht te zien zal ge ven althans op iets langere termijn van zeg bijvoorbeeld 1 jaar tussen besparingen en uitzettingen bij onze aangeslo ten boerenleenbanken. Met dit vooruitzicht, waarop wij ons beleid hebben gericht, gaan wij 1957 vol vertrouwen tegemoet.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 10