i°33
Sinds juni 9156 evenwel, het
tijdstip, dat de resultaten van de
vroege oogst o.m. van de tuin
derstreken binnen beginnen te
komen, is dit anders. Iedere
maand sedert juni geeft een be
duidend geringer spaarresultaat
bij de boerenleenbanken te zien
dan de overeenkomstige maan
den van het vorige jaar.
Spaarvorming juni-oktober
i95Sli956
(in millioenen guldens)
1956 1955
juni 5,— 6,5
juli 5,8 9,—
augustus 9,8 11,
september 1,8 8,8
oktober 2,5 6,1
Het voorgaande betreft de
kant van de spaarvorming bij de
boerenleenbanken, van de ont
wikkeling derhalve van de aan
de boerenleenbanken toever
trouwde gelden. Die ontwikke
ling vertoont het beeld van een
geleidelijk opdrogende stroom
van bij de boerenleenbanken
binnenkomende besparingen.
Maar tegelijkertijd en dat is
het probleem, dat we onder
ogen moeten zien constateren
wij een in omvang toenemende
stroom van credieten en voor
schotten, die bij de boerenleen
banken worden opgenomen.
Het maandgemiddelde van de
opgenomen voorschotten beliep
in 1954 4 millioen en in 1955
nog geen 6 millioen.
In 1956 registreerden we tot
nu toe de navolgende cijfers:
januari
millioen
februari
4,8
maart
april
mei
juni
juli
augustus
september
En voor de maand oktober,
waarvoor we het juiste bedrag
aan bij aangesloten boerenleen
banken opgenomen voorschot
ten nog niet kennen, werd alleen
reeds door de Centrale Bank
voor een bedrag van 20 mil
lioen aan voorschotten goedge
keurd. Bovendien stegen de bij
boerenleenbanken uitstaande
debet-saldi in lopende rekening
gedurende de eerste 9 maanden
van 1956 met 8,5 millioen en
gaf de effecten-portefeuille van
de boerenleenbanken een stij
ging te zien met 9 millioen.
We constateren derhalve met
name voor de tweede helft van
1956 een geheel ander verloop
dan in 1955: toen n.1. ook wel
een flinke stijging van de uit
zettingen der boerenleenbanken,
maar deze konden ruim uit de
binnenkomende sparingen wor
den gedekt. Nu, in 1956, een
11
7,i
11
6,2
11
8,1
11
6,7
11
10,3
11
9,i
11
10,3
11