Heek m l ijl
<zDe czAlgemene &uderdomówet
In de Maandelijkse Medede
lingen van mei 1954 tot decem
ber 1954 hebben wij de belang
rijkste sociale wetten behandeld,
waaronder de Noodwet Ouder
domsvoorziening (Maandelijkse
Mededelingen november 1954).
In afwachting van een definitie
ve regeling beoogde deze wet
een voorlopige oplossing te ge
ven voor de nood, waarin vele
ouden van dagen verkeerden.
Deze definitieve regeling is dan
thans tot stand gekomen, na in
de beide Kamers der Staten Ge
neraal met bijna eenstemmigheid
te zijn aangenomen. Een een
stemmigheid, die na de verwoe
de strijd welke gedurende tien
tallen jaren voor de jongste we
reldoorlog tussen de voor- en
tegenstanders van een staatspen
sioen is gestreden, wel een bij
zonder verheugend verschijnsel
mag worden genoemd.
Inmiddels bevat de regeling,
welke thans is tot stand geko
men, nog niet die voorzieningen,
welke velen zich misschien voor
hun oudedag zouden hebben
gewenst. Zo zijn bijvoorbeeld
de pensioenuitkeringen nauwe
lijks toereikend om de eerste
levensbehoeften te voldoen. Be
dacht moet echter worden, dat
wij om de thans in de wet neer
gelegde pensioenen te kunnen
realiseren reeds tot de grens van
onze economische mogelijkhe
den moeten gaan. De wet houdt
trouwens de mogelijkheid in
om, bij een gestegen welvaarts
peil, de pensioenvoorzieningen
daaraan aan te passen.
Voordat wij tot de behande
ling van de voornaamste punten
van de Algemene Ouderdoms
wet overgaan, zullen wij nog in
het kort aangeven, welke wet
telijke ouderdomsvoorzieningen
er thans bestaan. De bestaande
regelingen zijn de volgende:
1. De Invaliditeitswet.
Anders dan de naam zou doen
vermoeden beoogt deze wet niet
alleen een uitkering te geven in
geval van invaliditeit, doch ook
in geval van ouderdom. De wet
geeft aan een bepaalde categorie
van personen t.w. arbeiders
in loondienst door middel
van een verplichte verzekering
een bescheiden invaliditeitsrente.