99 gaand blijven deze vlak achter de Bondsspaarbanken en vóór de boerenleenbanken van de groep „Utrecht". Wel komt in deze cijfers op nieuw naar voren, dat de boe renleenbanken thans het moei lijkst liggen in de spaarvorming, hetgeen gezien de slechte situa tie in land- en tuinbouw ook niet te verwonderen valt. Zulks komt ook tot uitdrukking in de terugloop van het procentueel aandeel van de aan de boeren leenbanken toevertrouwde gel den in het totaal van de spaar tegoeden bij de vier spaarinstel- lingen. Procentueel aandeel in het totaal spaartegoed (augustus 1955-1956) 1955 1956 R.P.S. Bondsspaarbanken Utrecht Eindhoven Hiermede zijn de resultaten van het verloop in 1956 tot ein de augustus van dit jaar geken merkt. De Bondsspaarbanken houden met 31.7% nog de lei ding, maar de R.P.S. doet een ernstige gooi naar de herwin ning van het leiderschap der verschillende spaarinstellingen, dat zij tot voor enkele jaren be zat. Het procentueel aandeel 28.9 32.1 25.8 29.9 3i-7 ^5-2 13.2 van de boerenleenbanken in het totale spaarderstegoed is terug gelopen van 39 tot 38.4%. In 1952 beliep dit nog 40.5%. Tot zover de ontwikkeling van de spaarbeweging geduren de de eerste acht maanden van 1956. De cijfers van september steken daartegenover wel heel erg ongunstig af. R.P.S. Bondsspaarbanken Utrecht Eindhoven Spaarcijfers september 1956 (in millioenen guldens) Inlagen Terugbetalingen Spaarsaldi 1955 1956 1955 1956 1955 1956 49.6 54.5 39.— 48.9 +10.6 +5.6 77.7 74.1 63.3 77.8 +14.4 —3.7 54.4 50.1 40.8 45.+13.6 +5.1 28.1 26.4 19.2 24.5 8.9 +1.9 Totaal 47.5 8.9 13-2

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 8