990 gekeerde verschijnsel voordeed 3,7 en 1,5 millioen). De maand mei gaf een krachtige opwaartse beweging te zien bij alle spaarinstellingen, waaraan de uitbetaling van de 3% over 1955 wel niet vreemd zal zijn geweest. Voor de beide groepen boerenleenbanken zijn sedert april de spaarcijfers van augus tus het hoogst, hetgeen het vo rig jaar eveneens het geval was. Het kan ook zijn betekenis hebben om na te gaan hoe bij de verschillende spaarinstellin gen de verhouding is geweest van de inlagen en terugbetalin gen in het geheel van de inlagen en terugbetalingen bij alle spaar instellingen. Procentueel aandeel in totaal van inlagen en terugbetalingen (maanden januariaugustus 1955-1956) Inlagen Terugbetalingen R.P.S Bondsspaarbanken 38.5 Utrecht 25-3 Eindhoven De ontwikkeling van de spaarcijfers bij de verschillende spaarinstellingen kan ook nog op andere wijze worden belicht, waarbij dan met name naar vo ren komt hun onderlinge ver houding. Procentueel aandeel van de spaarsaldi bij de verschillende spaarinstellingen in het totaal van de spaarsaldi bij alle spaar instellingen (alleen de cijfers over de maanden januari-augus- tus 19 55/56). 1955 1956 1955 1956 22.8 27.1 22.4 23.1 36.1 35-7 37.2 23.9 28.6 26.4 13-4 12.9 13-3 13-3 100 100 100 100 Uit de berekende percentages blijkt, dat de stijging van het aandeel van de Rijkspostspaar bank in de totale spaarsaldi overwegend het gevolg is van de stijging der inlagen. Voor de bondsspaarbanken en de boe renleenbanken van de groep „Eindhoven" heeft zowel een daling van het aandeel in de in lagen als een stijging van het aandeel in de terugbetalingen gewerkt. Voor de groep „U- trecht" heeft het terugwijken van het aandeel in de terugbeta lingen het meest bijgedragen tot de stijging van het aandeel van deze groep in het totaal van de stijging der spaarsaldi vergele ken met het vorig jaar.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 6