987
renleenbanken maar ook bij de
andere bankinstellingen overeen
komstige ontwikkelingen waar
neemt. Daarbij moet De Neder-
landsche Bank constateren, dat
de bestedingen in ons land de na
tionale productiemogelijkheden
reeds dreigen te overschrijden
met als gevolg, dat wij interen
op onze reserves aan buitenland
se betalingsmiddelen en dat de
schaarste aan arbeidskrachten
steeds nijpender wordt.
En nu zou nog daarbij ko
men de toeneming van de be
stedingsmogelijkheden door de
sterk verhoogde crediet- en
voorschotopneming en dan acht
De Nederlandsche Bank, zoals
haar taak is, het moment geko
men tot het nemen van maatre
gelen teneinde een verstoring
van het evenwicht in onze na
tionale economie te voorkomen:
ter afremming van de crediet-
verlening maakt zij de prijs voor
het crediet duurder. Dit nu is
de betekenis van de z.g. discon
to-verhoging, waardoor voor bij
De Nederlandsche Bank door
het bankwezen opgenomen cre
diet de rente tot 4j4°/o werd
verhoogd. Aan deze renteverho
ging kan het boerenleenbankwe
zen zich niet onttrekken met als
gevolg, dat ook de rente voor
credieten en voorschotten bij
de boerenleenbank duurder
wordt.
Voor deze situatie zien wij
ons thans gesteld en dat is na
tuurlijk erg onaangenaam, want
die hogere rente moet worden
betaald in een tijd, die voor de
boeren toch al moeilijk is.
Is daaraan nu niets te doen,
zult U vragen. Jawel, is mijn
antwoord. Langs twee wegen
kunnen wij trachten in deze si
tuatie verbetering te brengen.
De eerste weg is die van de
in het boerenleenbankwezen
zich zelf opgelegde credietbe-
perking. We moeten ons goed
realiseren, evenals het Neder
landse volk in het algemeen, dat
wij niet alles tegelijk kunnen
bewerkstellingen en derhalve
niet alles tegelijk kunnen finan
cieren. Voor onze boerenleen
banken betekent dat, dat zij een
keuze moeten maken tussen de
credietvragers, waaraan crediet
en voorschot wordt verleend.
Dat daarbij de credietaanvragen
van land- en tuinbouw bij onze
boerenleenbanken pas in de laat
ste plaats voor beperking in aan
merking komen, spreekt vanzelf.
Op de tweede plaats zou
uiteraard de situatie op de geld
en kapitaalmarkt beduidend
kunnen worden verbeterd, in
dien de besparingen zouden stij
gen in overeenstemming met de
financieringsbehoeften. Een op
roep tot de grootst mogelijke
spaarzaamheid en maatregelen
ter bevordering daarvan zijn
dan ook hard nodig.