ioi8
Bij het lezen van bovenstaan
de brief konden wij een gevoel
van bewondering niet onder
drukken voor hetgeen onze col
lega presteert op het gebied van
de uitleg van cijfermateriaal.
Wij waren er evenwel tóch di
rect van overtuigd, dat er in
zijn redenering een en ander
niet klopte.
Als hij schrijft, dat men een
salarisverhoging pas krijgt, wan
neer men voor hetzelfde werk
meer krijgt uitbetaald, dan slaat
dit kennelijk op de mededeling
onzerzijds, dat de salarissen in
1956 120% van die van 1955
bedragen. Hij redeneert dus: er
is ook 20% meer werk geleverd,
ergo: geen sprake van een ver
hoging der beloning. Deze con
clusie is onjuist, want de ver
meerdering der werkzaamheden
is absoluut niet evenredig aan
de „omzet"stijging. Denk b.v.
maar eens aan de vele nieuwe
voorschotten, die de laatste tijd
betrekkelijk gemakkelijk werden
geplaatst. Dit werkt vele jaren
door, terwijl men er betrekke
lijk weinig werk mee heeft.
Wat de vergelijking betreft
tussen de omzetten van 1954/55
en de beloning over 1956, hier
is slechts sprake van een ver
schuiving, waarbij het effect
pas een jaar later tot gelding
komt, hetgeen blijkbaar om ver
schillende redenen niet anders
kan. Toch zou men hiertegen
bezwaren kunnen ontwikkelen
en het ware te onderzoeken, of
het mogelijk is de beloning vast
te stellen op basis van de cijfers
van het lopende jaar.
Wat ons in de redenering van
onze collega's frappeert, is dat
zij zich blijkbaar volledig als be
ambte beschouwen, hoewel hun
functie toch eigenlijk veel meer
het karakter heeft van onder
nemer-beambte. Indien, zoals
thans geschiedt, de welvaart van
het bedrijf in ruime mate ge
deeld wordt door de kassier, dan
heeft hij in dit bedrijf toch een
enigszins andere taak dan de be
ambte. Met alle waardering
voor de laatste, moet de belang
stelling van de kassier in het be
drijf toch intenser zijn en zijn
perspectief wijder. En dan mo
gen eigen belangen niet in lut
tele percenten worden afgeteld,
waar zij een sprekend relief krij
gen tegen de achtergrond van
een bloeiende zaak, hetgeen uit
eindelijk tot méér dan het ge
wenste resultaat voert.
Intussen hebben wij, sinds de
vorige commentaar, nogal en
kele collega's gesproken en soms
ongevraagd, soms op een arge
loos gestelde vraag, verschillen
de critische opmerkingen ge
hoord over de salariëring. Ook
zelfs over de wijze waarop de
maatstaf tot stand komt.
Wij schreven in het vorig
nummer, dat bijna niemand te
vreden is met zijn salaris, zodat
wij mogen veronderstellen, dat