998 daalden van 15 october op 22 october met slechts 26 mil- lioen, ondanks verlaging van de kasreserveverplichting met 100 millioen. Houdt men daarbij nog rekening met het feit, dat in diezelfde week ruim 41 millioen aan bankbiljetten terugvloeide naar De Neder- landsche Bank, dan blijkt wel zeer duidelijk, hoe zware eisen aan de bankmiddelen werden gesteld; het overgrote deel van deze gelden moet in de vorm van belastingbetalingen naar de Schatkist zijn gevloeid. Voor de geldmarkt als geheel betekende de verlaging van het kasreservepercentage geen ver lichting; de tekorten zijn zo al gemeen en zo groot, dat de vraag-aanbod-verhoudingen on veranderd bleven. In callgeld (rente onveranderd i34%) wordt niets gedaan en ook in kortlopend schatkistpapier ko men geen of practisch geen transacties tot stand. Nieuwe emissies van (hoofd zakelijk 434% 30-jarige) ge meenteleningen konden medio october nog maar ternauwer nood plaatsing vinden; de dis contoverhoging was er oorzaak van, dat op 22 october de uit gifte van een kleine 30 mil lioen van deze leningen werd teruggenomen. Blijkbaar wilden de emittenten niet het risico van algehele mislukking lopen en wachtten zij liever even het verloop van de koersontwikke ling af. Ter beurze reageerden de obligatiekoersen aanvankelijk slechts met zeer geringe koers dalingen op de discontoverho ging. Het was echter gevaarlijk aan deze trage reactie al te veel betekenis te hechten. Ook in het midden van dit jaar (einde juli) kwam het voor, dat men uit de obligatiekoersen een rendement van 4% kon aflezen, terwijl men met onderhandse leningen reeds boven 434% was beland: de beurskoersen pasten zich ook toen slechts geleidelijk en met vertraging aan de zich wijzi gende omstandigheden aan. Ook na de discontoverhoging van 22 october duurde het enkele dagen voor de stijging van het rente peil zich in het koersenniveau der obligatiemarkt ging afteke nen. Het scherpst reageerde daarbij wel de 3 34%-leningen en de kortlopende fondsen. De neiging tot afstoten van obliga ties blijft echter gering, zodat geforceerde koersdalingen ach terwege bleven. Hoe de totaalontwikkeling was in de loop van de 8-weekse periode tussen 31 augustus en 26 october, leze men af uit het hier volgende staatje van koer sen en rendementen van een groep staatsleningen:

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 14