945 De boerenleenbanken ver klaarden zich bereid met een borgstelling van 85% genoegen te nemen en voor het restant zelf het risico te dragen. Het Waarborginstituut voor de Veenstreek heeft in 1950 zijn werkzaamheden aangevangen en kan in zijn verslag over 1955 constateren, dat het ook in 1955 op passende wijze heeft mede gewerkt aan de ontwikkeling van dit tuinbouw-centrum. Wij ontlenen aan dit verslag: „De totale veilingaanvoer van groenten uit dit gebied verte genwoordigde in het verslagjaar een waarde van 5^ miljoen gul den, terwijl de bloemkwekerij- produkten ca 5 miljoen gulden opbrachten. De hoge cijfers van 1954 werden dus weer overtrof fen, zij het met slechts enkele procenten. Vergelijkt men daarnaast de veilingomzetten van 19 52/55 met het gemiddelde over de ja ren 1949/51, dan blijkt, dat er zich een sterke vooruitgang in de Venen heeft voorgedaan. Bij groenten is deze stijging name lijk bijna 40% en bij bloemen ongeveer 70%). Ten opzichte van de overeenkomstige cijfers voor het gehele land betekent dit, dat de toeneming in de Veenstreek circa tweemaal zo groot is geweest als in de geza menlijke andere tuinbouwcen tra." Het verslag trekt de conclu sie, dat het niet uitsluitend aan de gunstige conjunctuur heeft gelegen, dat dit gebied tot ver dere ontwikkeling kwam. Nu ook in de Provincie Utrecht een provinciaal Waar borginstituut wordt opgericht, kan de taak van het instituut voor de Veenstreek geleidelijk door de provinciale instituten voor Noordholland, Zuidhol land en Utrecht worden overge nomen. Voor wat de activiteit in 1955 betreft, vermeldt het verslag: „Ten opzichte van het vorige jaar heeft zich in 1955 een be langrijke daling voorgedaan in het aantal ingediende aanvragen. Bedroeg dit aantal in 1954 nog 117, in het verslagjaar werd slechts door 72 tuinders een be roep gedaan op de medewerking van het Waarborginstituut. Hiertoe zullen verschillende omstandigheden hebben bijge dragen. In de eerste plaats zul len vele tuinders reeds vóór 1955 hun bedrijven in meerdere of mindere mate met glas heb ben toegerust. Er mag boven dien worden aangenomen, dat in een aantal van deze bedrijven een verdere intensivering met glas niet verantwoord is, hetzij op grond van de beschikbare ar beidskracht, hetzij op grond van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 9