944 van onze Centrale Bank in onze laatste Algemene Vergadering, zeer duidelijk heeft aangegeven, wat de strekking van het wer ken der provinciale Waarborg- instituten is. In de statuten, die voor alle instituten vrijwel ge lijkluidend zijn, wordt voor het geven van een borgstelling ten behoeve van een tuinder vereist, dat diens bedrijf economisch verantwoord is, dat de bedrijfs- verbetering, die hij met het ge vraagde crediet wil financieren, zal bijdragen tot vergroting van de rentabiliteit en dat hij zelf een redelijk aandeel levert in de financiering van zijn bedrijf. Uit de practijk is voldoende bekend, dat er heel wat crediet- of voor- schotaanvragen bij de boeren leenbanken komen, waarbij de aanvrager aan deze vereisten voldoet, doch de nu eenmaal no dige zekerheidstelling niet kan worden verschaft, zelfs niet, in dien van medewerking van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw gebruik wordt ge maakt. In het bijzonder speelt dit probleem voor de tuinbouw en dan vooral in die streken, waar deze in opkomst is. In die gebieden, waar nu een provin ciaal Waarborginstituut voor de tuinbouw werkt, kan de boeren leenbank de vereiste voorschot ten verstrekken, waarbij zij voor 50% een garantie ontvangt van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw en voor 40% van het Waarborginstituut voor de Tuinbouw. De boerenleenbank verleent haar medewerking door voor de resterende 10% geen zekerheid te vragen; de Waar- borginstituten kunnen eventuele verliezen op hun garantie ver halen op de Provincie, de Ge meente en de Veiling, die daar toe contractuele verplichtingen aangaan. Wanneer wij hier het licht la ten vallen op de provinciale Waarborginstituten, dan mag het Waarborginstituut voor de Veenstreek onze aandacht niet ontgaan. In 1950 kwam de ge dachte op, om voor dit gebied, dat gekenmerkt werd door een vollegrond groententeelt, die op de meestal kleine bedrijven am per een bestaan voor de tuinders opleverde, een weg te vinden om vakbekwame en betrouw bare tuinders met een levensvat baar bedrijf door crediet voor nodige investeringen over het dode punt heen te helpen. Daar voor is toen de vorm gekozen niet van directe steun, doch van credietverlening op normale za kelijk verantwoorde basis, doch waarbij de zekerheidstelling wordt verschaft door een Waar borginstituut. Dit blijft borg te genover de boerenleenbank, ter wijl eventuele verliezen op de garanties kunnen worden ver haald op het Rijk, de Provincies, de Gemeenten en de Veilingen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 8