Recfomlikt ijl
Opheffing prijsbeheersing
niet-landbouwgronden
Om een te sterke stijging van
prijzen te voorkomen, zijn tij
dens de bezetting prijsbeheer-
singsmaatregelen in het leven
geroepen. Op 27 november
1940 werden de landbouwgron
den en de daarbij behorende op
stallen., tezamen verder in dit
artikel aangeduid als land, aan
prijsbeheersing onderworpen
(Vervreemdingsbesluit land
bouwgronden) en op 22 april
1942 werd voor het overige on
roerend goed bij het Vervreem
dingsbesluit niet-landbouwgron
den een prijsregeling afgekon
digd.
Na de bevrijding is het Ver
vreemdingsbesluit landbouw
gronden ingetrokken en is op
land de regeling van het Ver
vreemdingsbesluit niet-land
bouwgronden toepasselijk ver
klaard, welk laatste besluit toen
werd genoemd het Vervreem
dingsbesluit Onroerende Zaken.
De vorenbedoelde prijsbe-
heersingsmaatregelen kwamen
hierop neer, dat voor onge
bouwde eigendommen geen ho
gere prijs mocht worden bedon
gen dan die welke op 9 mei 1940
daarvoor gebruikelijk en rede
lijk was, terwijl voor gebouwde
eigendom de prijs niet hoger
mocht zijn dan de op de grond
slag van een redelijke rente ge
kapitaliseerde netto-opbrengst
op het tijdstip der overdracht.
Zolang door het prijzenbu-
reau niet een verklaring van
geen bezwaar tegen de overeen
gekomen prijs was afgegeven
had de overeenkomst geen ef
fect en kon dus ook geen over
schrijving ten hypotheekkantore
plaats vinden. Deze verklaringen
van geen bezwaar konden, be
houdens enkele uitzonderingen,
slechts worden verkregen door
tussenkomst van een notaris,
hetgeen tengevolge had, dat wel
haast terzake van iedere trans
actie met betrekking tot onroe
rend goed een notariële akte tot
stand kwam.
Bij onteigening van een on
roerend goed moest de rechter
de prijs vaststellen met inacht
neming van de hiervoor aange
geven maxima. Kwam men een
„zwarte" prijs overeen en liet
men in de akte de „witte" prijs
opnemen dan was de overeen-