904 blikatie daarvan ook reeds vast gelegd in de oude wet, doch van belang is, dat thans een band is gelegd met artikel 11 in die zin, dat het afwijken van de richtlij nen niet iets zo onherroepelijks is als een strafbaar feit, doch alleen zal leiden tot nader on derzoek door De Nederlandsche Bank, hetgeen aanleiding kan (doch niet behoeft te) zijn tot het geven van een advies. De ge hele regeling is dus veel soepe ler gemaakt. Nu is deze wijziging van de wet niet zo'n grote breuk met het verleden, als men op het eerste gezicht zou denken, want vooruitlopende op deze nieuwe regeling heeft De Nederland sche Bank reeds in april 1955 aan de Nederlandse Bankiersver eniging en de centrale land- bouwkredietbanken medege deeld, dat zij geen voorschriften ex artikel 11 der (oude) wet zou geven, doch richtlijnen voor de bedrijfsvoering. De inhoud van deze richtlijnen is in het ver slag van de centrale bank over 1955 uitvoerig weergegeven (blz. n Andere wijzigingen in de wet hebben voor onze organisatie weinig belang. Zo zijn de com- missionnairs in effecten als zo danig buiten de werking der wet geplaatst; in plaats daarvan ko men de effectenkredietinstellin gen, dit zijn instellingen, die als commissionnair optreden doch tevens als handelsbank kunnen worden gedefinieerd. Zo is de bescherming van het woord „sparen" of vormen daarvan thans beperkt tot bescherming van het woord „spaarbank". Evenals in de oude wet zijn ook thans de landbouwkredietban- ken „voorzover deze uitsluitend als spaarbank werkzaam zijn" van een eventueel verbod van het gebruiken van het woord „spaarbank" of vormen daar van, bij voorbaat uitgezonderd. Tenslotte zijn overal in de wet redaktionele verbeteringen aangebracht, die ons hier niet behoeven bezig te houden. Wij zijn verheugd, dat thans een wet is tot stand gekomen, waaruit de te sterke centralise rende tendenties zijn verdwenen en waarin aan de belangrijke be tekenis van de eigen organisaties der kredietinstellingen de hun toekomende plaats ten volle is ingeruimd. Zowel het voeren van een juiste monetaire politiek als een gezonde ontwikkeling van het landbouwkredietwezen worden daardoor gediend.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 8