kringen concluderen, dat deze
bekendheid voortspruit uit de
functie welke zij bij de boeren
leenbank vervullen. Men moet
dan ook, na in een beheerscolle-
ge van een bank opgenomen te
zijn, dubbel voorzichtig zijn in
gesprekken, waarbij de gegoed
heid van cliënten der bank aan
de orde komt.
In geen geval mag gesproken
worden over hetgeen men tij
dens de bestuursvergaderingen
gehoord heeft, doch het is even
min wenselijk, dat men in het
algemeen spreekt over financiële
omstandigheden van relaties der
boerenleenbank, waarover men
het beheer mede voert.
Wanneer een beheerder der
bank over een dorpsbewoner
spreekt en daarbij zegt, dat hij
er „dik" bij zit, dan zal mogelijk
worden verondersteld, dat hij
een behoorlijk spaartegoed bij
de bank heeft. Wordt evenwel
naar voren gebracht, dat iemand
er niet zo goed voorstaat, dan
wordt aangenomen, dat de boe
renleenbank wel een aardige duit
van hem te vorderen zal heb
ben. Hiermede gaat het nu zo
dit is onze ervaring dat
wat de één als veronderstelling
hoort, de ander als zekerheid
doorvertelt. Herhaaldelijk ver
namen wij, dat bestuursleden en
leden van de raad van toezicht
hun mond voorbij gepraat zou
den hebben. Bij onderzoek bleek
in de overgrote meerderheid van
gevallen, dat hier geen sprake
was van meer zeggen dan ver
antwoord was, doch dat de luis
teraars uit de woorden van de
„beschuldigde" meer hadden ge
haald dan bij het uitspreken
hiervan verwacht mocht wor
den.
Echterer waren ook en
kele gevallen, dat de beschuldi
ging juist was en dat de betrok
ken beheerder meer had verteld
dan geoorloofd was. In derge
lijke gevallen zou een boete ge
heven moeten worden. In arti
kel 16 lid 3 der Statuten wordt
vastgelegd, dat de leden van
het Bestuur en de Raad van
Toezicht verplicht zijn de
ambtsgeheimen in de ruimste
zin des woords te bewaren,
zulks op straffe van een boete.
De consequentie van loslippig
heid in deze functies gaat ech
ter verder dan het betalen van
een boete. Het vertrouwen in
een boerenleenbank is mede ge
grond op de integriteit en ge
slotenheid van de beheerders.
Indien nu blijkt, dat een der be
heerders niet aan deze eisen vol
doet, dan wordt het belang van
de bank niet beter gediend, dan
dat betrokkene zijn ontslag
neemt of anders door de Alge
mene Vergadering gedwongen
wordt zijn functie neer te leg
gen. Hier past geen verstopper
tje spelen.
9i4