Recfit m likt 4J4
De rechtspositie
van de gehuwde vrouw
Inleiding.
De wet ziet nog steeds de ge
huwde vrouw niet voor vol aan.
Zij staat rechtens gelijk met een
minderjarige en met een onder
curatele gestelde. Zelfs al is zij
niet in gemeenschap van goede
ren gehuwd, dan kan zij toch
zonder bijstand of machtiging
van haar man vrijwel geen enke
le rechtshandeling verrichten.
Men zou deze regeling kunnen
zien als een bescherming van de
vrouw, welke bescherming haar
oorzaak vindt in een veronder
steld geestelijk onvermogen van
de vrouw. Mocht van een derge
lijk onvermogen misschien ooit
in het verre verleden sprake zijn
geweest, dan geldt dit toch zeker
voor het heden niet meer. De
maatschappelijke verhoudingen
hebben zich immers belangrijk
ontwikkeld, een ontwikkeling
waarin de vrouw een grote rol
heeft gespeeld. In vrijwel alle
wetgevingen, behalve de onze, is
dit erkend door de gehuwde
vrouw een zelfstandige positie
naast de man te geven. Voorts
heeft onze wetgever met zijn
behandeling van de gehuwde
vrouw een vreemde vergissing
begaan. Een ongehuwde vrouw
toch, die meerderjarig is gewor
den, is evenals een meerderjari
ge man volledig handelingsbe-
kwaam. Meerderjarigheid maakt
handelingsbekwaam, doch het
huwelijk brengt een mondige
vrouw weer terug in een staat
van onmondigheid.
Teneinde aan deze verouderde
en vreemde situatie een einde te
maken, werd op 13 oktober 1949
bij de Staten-Generaal ingediend
een ontwerp van wet tot op
heffing van de handelingsonbe
kwaamheid der gehuwde vrouw,
met welk ontwerp tevens wordt
beoogd de gelijkstelling van
man en vrouw bij een algehele
gemeenschap van goederen. De
weg, welke dit wetsontwerp nog
steeds aan het afleggen is naar
het Staatsblad, is een lange.
Eerst op 2 mei j.1. is het door
de Tweede Kamer aangenomen
en het moet nog door de Eerste
Kamer worden behandeld. Het
staat echter thans wel vast, dat