8io ken in de jaren 1953 en 1954 resp. 0,42 en 0,41 en voor de algemene spaarbanken resp. 0,41 en 0,42, zodat tussen beide groe pen instellingen op het punt van het karakter van spaargelden kennelijk geen verschil bestaat. Nu mogen wij in onze boe- renleenbankorganisatie stellig niet ontevreden zijn over de met de spaarbankactiviteit behaalde resultaten. En in het jaarverslag èn in de jaarrede van de Voor zitter is dit duidelijk naar voren gekomen. Toch gaat het hier om een zaak, ten aanzien waarvan grote waakzaamheid geboden is. Het is naar mijn mening niet van zelfsprekend, dat de spaargelden naar de boerenleenbanken blij ven vloeien. De bedrijfsresulta ten in de landbouw lopen terug en er zijn steeds grotere bedra gen nodig voor de financiering van het landbouwbedrijf. Daar om komt het mij voor, dat wij goed zullen doen ons bij de boe renleenbanken steeds meer in te stellen op het aantrekken van spaargelden ook uit andere mi- lieu's ten plattelande dan alleen de zuiver agrarische. Het be werken van het niet-agrarische plattelandsterrein met de spaar bankafdeling der boerenleen banken zal veelal anders moeten geschieden dan in de verhouding tot boeren en tuinders. De laat- sten komen goeddeels vanzelf naar de boerenleenbanken toe b.v. in verband met de uitvoe ring van allerlei financiële rege lingen, waarmede de boeren leenbanken belast zijn. Dit geldt echter niet voor de andere be volkingsgroepen ten plattelande. Deze zullen veel meer syste matisch tot het sparen bij de boerenleenbank moeten worden gebracht. In dat verband is het jeugdsparen van het grootste belang. Als het kan via de scho len en als dat niet kan met af zonderlijke zituren, waarop de zegels worden verkocht en waarbij wellicht de kinderen van de hoogste klasse zelf actief zouden kunnen worden inge schakeld. Heeft het jeugdsparen vooral betekenis met het oog op de toekomst, anders ligt het met de inschakeling van de boeren leenbank in het z.g. bedrijfsspa- ren. Meer en meer gaan de be drijven ertoe over om bedrijfs- spaarregelingen tot stand te brengen middels inhouding op lonen en salarissen. Bekend is de desbetreffende regeling van de mijnen. Gezamenlijk zullen wij ervoor moeten ijveren, dat bij dergelijke bedrijfsspaarrege- lingen ook de boerenleenbanken kunnen worden ingeschakeld, zodat de arbeiders ten platte lande hun ingehouden spaargel-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 30