8o8 conclusie daarvan luidt, dat in 1955 de kredietexpansie van de handelsbanken in overwegende mate op inflatoire wijze is gefi nancierd. Wij hebben nu op grond van de beschikbare cijfers een dergelijke analyse gemaakt van de boerenleenbanken en het resultaat daarvan wil ik U met enkele cijfers weergeven. De uitzettingen van de han delsbanken zijn in 1955 toegeno men met ƒ610 millioen; daar van is 300 millioen, d.w.z. on geveer de helft inflatoir gefi nancierd. Inflatoir wil in dit verband zeggen, dat de uitzet tingen zijn gefinancierd door vermindering van de liquide middelen, door schuldopneming bij De Nederlandsche Bank of door het scheppen van geld. On geveer 100 millioen is duide lijk niet inflatoir gefinancierd, d.w.z. door het verhogen der eigen middelen van de banken en 210 millioen is gefinancierd door toeneming van termijnde posito's. Bij de boerenleenbanken waaronder in dit verband zijn begrepen zowel de boerenleen banken aangesloten bij de Cen trale Bank van Utrecht als van Eindhoven bedroeg in 1955 de toeneming van de uitzettin- gen 310 millioen, waarvan 70 millioen, derhalve ongeveer 23%), inflatoir werd gefinan cierd, terwijl de rest, dus het overgrote deel der uitzettingen, werd gedekt door de toeneming van de spaarsaldi, die als een niet-inflatoir financieringsmid del kunnen worden beschouwd. Wat onze eigen organisatie betreft liggen de verhoudingen ongeveer gelijk: bij een toene ming van de uitzettingen met 130 millioen is 30 millioen inflatoir gefinancierd, hetgeen ook op 23% neerkomt. Wij kunnen derhalve conclu deren, dat bij een kredietexpan sie door de handelsbanken met 600 millioen ongeveer de helft van die kredietuitzetting, zoda nig werd gefinancierd door afstoting van liquiditeiten, schuldopneming bij De Neder- landsche Bank of anderszins dat daardoor additionele koop kracht aan het bedrijfsleven werd toegevoerd, hetgeen bij de reeds gespannen toestand van on ze economie niet zonder bezwaar werd geacht. Wat betreft de kredietuitzettingen der boeren leenbanken, die in 1955 300 millioen beliepen, was dit voor nog niet een/vierde gedeelte het geval. Dit verschil in karakter tussen door kredietuitzettingen bij het handelsbankwezen ener zijds en het boerenleenbankwe- Termijndeposito's nemen uit een oog punt van monetair effect een tussen positie in.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 28