van nog eens afzonderlijk te be
lichten.
De ontwikkeling van de gang
van zaken bij de boerenleenban
ken is voor de versterking van
haar financiële positie van veel
betekenis geweest. De toever
trouwde gelden namen met in
begrip van de bijgeschreven
rente met 125 millioen toe,
waarvan rond 50 millioen in
eigen kring werd uitgezet. In 't
algemeen en met name bij die
boerenleenbanken, die een voor
zichtig beheer hebben gevoerd,
is deze ontwikkeling aan de ren
tabiliteit van de plaatselijke boe
renleenbanken ten goede geko
men. Daarom was dan ook in
onze organisatie de toekenning
aan de kassiers van een gratifi
catie van 3% over het afgelo
pen jaar wel op zijn plaats.
Nochtans meen ik, dat voor
zichtigheid geboden is met ver
dere kostenstijgingen bij de boe
renleenbanken. De toepassing
van de maatstafregeling ten aan
zien van de salariëring van de
kassiers zal veelal voor het lo
pende jaar ruimte bieden tot
verdere salarisverhoging. Ver
geet daarbij echter niet, dat de
maatstafberekening een maxi
mum aangeeft en dat bij de toe
passing daarvan erop moet wor
den toegezien, dat de salarissen
van de kassiers in overeenstem
ming blijven met de salarisrege
lingen, die gelden voor verge
lijkbare functies. Dit alles zal
moeten worden bezien in het
licht van de noodzakelijke reser
vevorming bij de boerenleen
banken, die gelijke tred zal moe
ten houden met de toenemende
omvang van de aan de boeren
leenbanken toevertrouwde kapi
talen en van de gedane uitzet
tingen.
Uit de gereleveerde feiten in
zake de ontwikkeling bij de boe
renleenbanken kan reeds wor
den afgeleid, dat ook de Cen
trale Bank de invloed van de
opgaande conjunctuur in sterke
mate heeft ondergaan. De te
goeden van de boerenleenban
ken bij de Centrale Bank stegen
van 531,6 tot 608 millioen.
Het was geen sinecure om voor
deze middelenstijging een pas
sende belegging te vinden met
name niet midden in het jaar,
toen de kapitaalmarkt kennelijk
erg ruim was. Tegen het einde
van het jaar kwam hierin een
kentering en trok de kapitaal
rente ook wat aan, hetgeen te
voren reeds met de geldrente
enigermate het geval was. Merk
waardig was echter, dat ondanks
deze tendenz tot rentestijging
ons door het Ministerie van Fi
nanciën een renteverlaging op
de rekening bij 's Rijks Schatkist
werd aangekondigd. Als gevolg
daarvan werd in het lopende
jaar het tegoed op deze rekening
goeddeels weggetrokken, toen
8o2