799
de gebieden hun zegenrijke uit
werking zouden kunnen vinden.
Indien de President van De Ne-
derlandsche Bank blijkens het
onlangs verschenen jaarverslag
vreest een wanverhouding in de
ontwikkeling van de internatio
nale agrarische productie, mo
gen wij dan niet verwachten,
dat hierin door toenemende in
ternationale samenwerking zal
worden tegemoetgekomen met
name door de gezamenlijke or
ganisatie van de hulp aan de on
derontwikkelde landen.
In dit verband dient dunkt mij
grote waarde te worden gehecht
aan het pleidooi van de Ameri
kaanse Minister van Buitenland
se Zaken om meer de nadruk te
leggen op de samenwerking vóór
iets dan alleen tegen iets. Die
samenwerking zou, dunkt mij,
in de eerste plaats gericht moe
ten worden op de organisatie
van de gezamenlijke inzet van
alle agrarische overschotten
daar waar een absolute onder
consumptie bestaat en wel zo
danig dat op de duur in de des
betreffende landen afzetmark
ten zouden ontstaan, die de
noodzakelijke invoeren uit eigen
middelen kunnen bekostigen.
Ook onze landbouworganisaties
zouden m.i. goed er aan doen in
constructieve zin haar bijdragen
te leveren tot de ontplooiing van
meer internationale samenwer
king op het terrein van de hulp
aan de onderontwikkelde gebie
den in 't bijzonder door een zin
volle inzet van de agrarische
overschotten.
Ben ik optimistisch, indien
het erom gaat in de internatio
nale betrekkingen „meer te bou
wen op hoop dan op vrees", om
nogmaals met de woorden van
de Amerikaanse Minister van
Buitenlandse Zaken te spreken,
dit is in mindere mate het geval,
indien ik naga de verhouding
van onze totale binnenlandse
economie tot die van het ons
omringende buitenland. Het af
gelopen jaar heeft opnieuw ge
toond, hoe de ontwikkeling in
ons land gedragen wordt door
onze verhoudingen tot het bui
tenland. Wat dat betreft, is het
voor de economische ontwikke
ling van ons land, dat slechts be
perkte mogelijkheden heeft tot
een zelfstandige conjunctuurbe-
invloeding, van het grootste be
lang, dat wij met onze nationale
prijzen- en kostenstructuur gun
stig liggen tegenover het buiten
land. Terecht naar mijn mening
heeft de President van De Ne-
derlandsche Bank gesteld, dat op
dit punt grote waakzaamheid
geboden is.
Wij kunnen niet door blijven
gaan met loonstijgingen, die de
stijging van de arbeidsproducti
viteit te boven gaan. Daarmede
boeten wij in aan concurrentie-