794 bij aangesloten locale banken. Daarnaast biedt het een uitvoe rig gedocumenteerd overzicht van de toestand en de ontwik keling der agrarische instellin gen, waarmede onze organisatie zich verbonden gevoelt, en van hetgeen er leeft onder de men sen, wier zorgen door ons wor den gedeeld en wier belangen door ons worden behartigd. Ik zou teveel van Uw aan dacht vragen, wilde ik op de in houd van dit zo uitgebreide ver slag ingaan. Slechts veroorloof ik mij enkele gedeelten er uit te releveren, waarin de toestand en de werkzaamheid van onze Cen trale Bank en de aangesloten boerenleenbanken in het kort worden samengevat. Zo wordt al in de inleiding gezegd, dat de balanscijfers een krachtige stij ging te zien geven van de toe vertrouwde gelden en voor het eerst het bedrag van i mil- liard overschrijden. De aan de boerenleenbanken toevertrouwde spaargelden ste gen tot 780 millioen en de credit-saldi in lopende rekening tot 126 millioen. Belangrijk is ook, dat de door de locale banken verleende cre- dieten en voorschotten met bij na 50 millioen toenamen en stegen tot 278 millioen. Dit is hierom belangrijk, omdat daaruit blijkt, dat de boeren leenbanken niet alleen als spaar- instellingen maar ook als geld schieters een gewichtige rol ver vullen. Het jaar 1955 wordt een bij uitstek gunstig spaarjaar ge noemd en het verslag wijst erop, hoe de boerenleenbanken 34% der spaargelden aantrokken te genover 38% die werden belegd bij de zogenaamde bondsspaar banken en 28%, die op de Rijks postspaarbank werden geplaatst. Merkwaardig is ook de procen tuele stijging, die is waar te ne men van de door niet-landbou- wers aan de boerenleenbanken toevertrouwde gelden, hetgeen ten nauwste schijnt samen te hangen met de versnelde opne ming van boerenzoons in de in dustrie en met de liquidatie van kleine bedrijven aan de rand van de stad, waarvan de eigena ren, aangelokt door hoge lonen en sociale voorzieningen, even eens industriearbeiders zijn ge worden. In het verslag worden ook be langrijke beschouwingen gewijd aan de verhouding tussen de boerenleenbanken enerzijds en de handelsbanken en de spaar banken anderzijds. Terecht wordt erop gewezen, dat de re servevorming bij de boerenleen banken relatief achterblijft bij die van de andere banken, die ruime winsten maken, waaraan de boerenleenbanken, die niet op het maken van winst doch op dienstbetoon aan de plattelands-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 14