föoepen&ejifranll -pratttijK De taak van de beheerders met betrekking tot de voorschot- en credietverlening Op de in de Maandelijkse Me dedelingen in deze rubriek ver schenen uiteenzettingen over het bovengenoemde onderwerp zijn uit de kringen van de aangeslo ten boerenleenbanken nog wel reacties gekomen. Wij willen aan een uitvoerige brief van een kassier gaarne onze aandacht be steden. Uiteraard zijn wij degenen, die op onze artikelen gereageerd hebben, erkentelijk. Hieruit blijkt ongetwijfeld de ernst, waarmede de rubriek „Boeren leenbankpraktijk" wordt gelezen en bestudeerd. Zijn wij het met sommige opmerkingen niet eens, dan moge hieruit vooral geen gebrek aan waardering worden geconcludeerd. De kassier meent, dat wij de indruk hebben gewekt, alsof de beheerders met voorschotten en credieten moeten gaan leuren. Onze commentator zal bij hef lezen van deze regels er zelf wel van overtuigd zijn, dat hij hierin overdrijft. Wij hebben alleen de nadruk erop willen leggen, dat, wanneer de beheerders beter op de hoogte zijn van de crediet en voorschotmogelijkheden van de boerenleenbank, zij ook in staat zijn om in voorkomende gevallen voorlichting te geven en vooral hen, die schromen om naar de boerenleenbank te gaan, over deze schroom heen te hel pen. Het lijdt geen twijfel, dat er nog talloze boeren zijn, die met geld van de boerenleenbank een behoorlijke verbetering in hun bedrijf zouden kunnen aan brengen en daarmede de produc tie van hun bedrijf en derhalve hun inkomen zouden kunnen vergroten. Van de andere kant is het zo, dat men nog te licht bij een andere instelling geld op neemt zonder eerst bij de eigen boerenleenbank naar de moge lijkheden te hebben geinfor- meerd. Wij zijn het uiteraard geheel eens met de kassier, als hij schrijft, dat een beheerder be hoorlijk uitleg moet kunnen ge ven, als het gaat over credieten en voorschotten. Onze kassier gaat zelfs zover, dat hij betoogt,

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 23