JuuicUfauui-mMOMiócfi. nieuwJ
SSSÉ
Loonpolitiek en landbouw.
In de laatste maanden hebben
de dagbladen vol gestaan over
meningsverschillen omtrent een
vrijere loonvorming, een grotere
differentiatie in de lonen naar
gelang de rentabiliteit van de be
drijven en het inhalen van de
achterstand, welke de arbeiders
na de loonsverhoging van sep
tember 1954 zouden hebben. De
partijen bleken, wat dit laatste
betreft, scherp tegenover elkaar
te staan, zowel in de Sociaal-
Economische Raad als in de
Stichting van den Arbeid. Van
regeringszijde werden bemidde
lingsvoorstellen gedaan en er
werd overeenstemming bereikt
tussen werknemers- en werkge
versorganisaties. De loon-richt-
lijnen zullen niet worden ver
hoogd; een nieuwe algemene
loonronde zal er (formeel) dus
niet komen. Een vrijere loon
vorming per bedrijfstak zal tot
een loonsverhoging van maxi
maal 6% mogen leiden. Doorbe
rekening van hogere lonen in de
prijzen zal slechts mogen plaats
vinden, wanneer de loonsverho
ging niet meer dan 3% bedraagt
èn de Regering voor deze door
berekening toestemming ver
leent.
Dit alles zal hoogstwaar
schijnlijk wel tot gevolg hebben,
dat in nagenoeg alle bedrijfstak
ken de lonen met 3% of meer
zullen worden verhoogd. De
landbouw zal, vooral in verband
met de arbeidsvoorziening, daar
bij wel niet achter kunnen blij
ven. In grote delen van land- en
tuinbouw is de rentabiliteit niet
zodanig, dat de loonsverhoging
uit de winst kan worden be
taald. Het zal noodzakelijk zijn,
dat deze loonsverhoging
waartoe de land- en tuinbouw
wel zullen moeten overgaan om
dat anders de arbeids-voorzie-
ning nog moeilijker zou wor
den wordt doorberekend in
de garantieprijzen. Dit is nog te
meer noodzakelijk, daar ver
wacht moet worden dat de ko
mende loonsverhogingen niet
zelden zullen leiden tot hogere
kosten voor het bedrijf en het
gezin van boer en tuinder. Van
verschillende zijden is, ook in de
Tweede Kamer der Staten-Ge-
neraal, duidelijk naar voren ge
bracht, dat loonsverhogingen in
de landbouw gepaard moeten
gaan met verhoging van de ga
rantieprijzen voor de producten,
waarvoor deze nog bestaan. De
Regering heeft de juistheid van
dit standpunt erkend, toen de
landbouwlonen met ingang van
13 februari werden verhoogd,