7io rente in de kadastrale leggers is aangetekend. Dit komt dus neer op een annuïteitslening voor dertig jaren naar een rentevoet van 2%°/o. Uiteraard staat het de eigena ren vrij om de ten hunne laste komende kosten verbonden b.v. aan het stichten van nieuwe ge bouwen of het verbeteren van bestaande onmiddellijk zelve te financieren hetzij met eigen mid delen hetzij met van een ander dan het Rijk geleende gelden. Vele van de in de aanhef van dit artikel bedoelde vragen be treffen deze materie. Wat moe ten de Boerenleenbanken hun leden adviseren, die gelden wil len lenen bij de Boerenleenbank voor het stichten of verbeteren van gebouwen binnen het kader van een ruilverkaveling? Eer stens zij opgemerkt, dat een Boe renleenbank in het algemeen niet meer kan financieren dan 2/3 ge deelte van de bouwkosten minus de subsidie, dus 2/3 van het ren dabele deel. Het Rijk daarente gen kan het gehele rendabele deel voorschieten. Zou de be trokkene b.v. omdat zijn bedrijf kleiner is dan 10 H.A. geen sub sidie van het Rijk krijgen, dan kunnen de verhoudingen zelfs nog ongunstiger komen te lig gen. Vervolgens de rente-kwes tie. De Boerenleenbank berekent gedurende de gehele looptijd der geldlening de bij haar gebruike lijke rente. Het Rijk echter schiet in beginsel renteloos voor en eerst nadat de ruilverkave lingsrente is vastgesteld, hetgeen jaren kan duren, is er van een rentevergoeding aan het Rijk sprake, een rentevergoeding be rekend zoals gezegd naar een voet van 2%%. Verder zal de Boerenleenbank als zekerheid hypotheek moeten eisen, hetgeen notariskosten met zich brengt. Het Rijk evenwel vraagt in het algemeen geen zekerheid. Ten slotte zijn de door de Boeren leenbank verstrekte geldleningen opeisbaar met inachtneming van een opzeggingstermijn van één maand, terwijl zij bij niet tijdige betaling van rente en/of aflos sing, waardevermindering van het onderpand, faillissement of overlijden van de schuldenaar enz. onmiddellijk opeisbaar zijn, zonder opzegging of ingebreke stelling. De schuld aan het Rijk terzake van de ruilverkaveling is echter nimmer in haar geheel op eisbaar. De conclusie, welke uit het bovenstaande moet worden getrokken kan geen andere zijn dan dat in deze de financiering door het Rijk voor de betrokke ne de meest voordelige is. In deze kunnen de Boerenleenban ken niet met het Rijk concurre ren. Oneerlijk mag men echter deze „concurrentie" zeker niet noemen. Het voorschieten door het Rijk van de ten laste van de eigenaren komende ruilverkave- lingskosten en de soepele terug-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 14