van de boerenleenbank ten volle zouden kunnen vervullen." Hiermede was de openbare behandeling voldoende voorbe reid. Daarbij traden de „drama tis personae" voor het voetlicht. De hoofdaanval bleek uit te gaan van Prof. Hellema (A.R.). Deze deed wederom een felle aanval op het fiscaal régime voor coöperaties en boerenleenban ken. Het was een betoog van „dik hout en zware planken", maar dat bij een nadere analyse weinig steekhoudend bleek en van veel misverstand bleek voor zien. Zo was het stellig onjuist, dat Prof. Hellema het deed voorkomen alsof in het Voorlo pig Verslag het verminderd ta rief voor boerenleenbanken zou zijn verdedigd op de stelling, dat het bedrijf van de boeren leenbank als een verlengstuk zou moeten worden beschouwd van het landbouwbedrijf. Dit was aan de orde gesteld in verband met het fiscaal régime der coö peraties, maar nog nooit heeft iemand er aan gedacht op die grond het verminderd tarief voor boerenleenbanken te fun deren. Bepaald verwarrend was ook, dat in verband met het lid maatschap van de boerenleen bank, waarvan volgens Prof. Hellema iedereen zo maar lid kan worden, ook niet boeren, aangehaald werden de door ons gepubliceerde cijfers over de herkomst van de spaargelden. „De boerenleenbank, spaarbank voor iedereen" hebben wij uit den treure herhaald, d.w.z. ook voor niet leden. M.a.w. de spaar- cijfers zeggen niets omtrent het lidmaatschap. Het merendeel der spaarders is dan ook geen lid van de boerenleenbank. De lid maatschapseis wordt geheel in overeenstemming met de rege ling der Achtste Aanvullingsbe schikking aan de kredietverle ning gesteld. In dit verband moet ons nog wel van het hart, dat het bepaald niet bevorderlijk is voor het aanzien van de Sta- ten-Generaal, dat zo maar op beweringen wordt geageerd. Een staaltje daarvan gaf ook het Voorlopig Verslag van de Tweede Kamer op Hoofdstuk VII B (Financiën) van de Rijks begroting, waarin werd uitge gaan van een verminderd tarief voor boerenleenbanken ad 10%. Waarschijnlijk is dit door Mr. van Leeuwen (V.V.D.) in het bedoelde Voorlopig Verslag ge komen. Een vergissing zal men zeggen. Ons komt zoiets echter voor als bepaald niet in overeen stemming met de zorgvuldigheid die in het bijzonder aan Kamer leden past, en zeker bij zaken die van levensbelang zijn voor de in stellingen, waarom het gaat. Prof. Hellema was zijn be schouwingen over dit punt in de 650

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 6