649 waarop de boerenleenbank drijft en dat het overige bedrijf van de boerenleenbank, dat men als cre- dietbankbedrijf zou kunnen aan duiden, eigenlijk verliesgevend is 1). M.a.w., indien het spaar- bankbedrijf onbelast is, heeft eigenlijk het boerenleenbankwe zen temeer aanspraak op belas tingvrijdom en derhalve zou het verminderd tarief niet alleen die nen te worden bestendigd, doch eigenlijk de boerenleenbanken eveneens in het genot van vrij dom van Vennootschapsbelasting moeten worden gesteld. Dat was dan ook de teneur van ons on derhoud met de Staatssecretaris. Wij waren uiteraard be nieuwd naar de reactie van de zijde van het Ministerie nu de aanval op het verminderd tarief tot deze reactie had geleid. Wij menen te mogen zeggen, dat de ze reactie meer uitdrukkelijk af wijzend was tegenover deze aan val dan bij de behandeling in de Tweede Kamer was gebleken. Niet alleen werd de rechtsgel digheid van de regeling der Achtste Aanvullingsbeschikking buiten twijfel gesteld, doch ook een stellige motivering daarvan werd de aanvaller niet onthou den. Letterlijk zegt de Memorie van Antwoord: „In dit verband moet de on dergetekende er de aandacht op vestigen, dat de onderhavige ta riefreductie niet op zich zelf mag worden beschouwd, doch in verband moet worden gebracht met verschillende andere rege lingen, in het bijzonder de spaar bankvrijstelling van artikel 9, onder 2, van het Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942. Men kan dan de volgende gra datie constateren: eerst een al gehele vrijstelling van de zuivere spaarbanken en personeelsspaar fondsen, daarna een 20% tarief voor kredietcoöperaties als de plaatselijke boerenleenbanken en tenslotte het volle tarief voor de centrale boerenleenbanken. Het komt de ondergetekende voor, dat, al mogen de grenzen wel licht niet overal juist getrokken zijn, niet gezegd kan worden, mede gelet op het maatschappe lijk aspect van de werkzaamheid van deze lichamen, dat deze gra datie ingaat tegen de strekking van de regelen van het Besluit (op de Vennootschapsbelasting). Bij de beoordeling van het argu ment van concurrentie met de grote banken, hetwelk door ver scheidene leden naar voren wordt gebracht, mag niet wor den vergeten, dat, al zullen deze banken thans de boer gaarne als cliënt begroeten, het toch de vraag is of in perioden, waarin grotere vraag naar landbouw krediet bestaat, zij de functie J) De desbetreffende studie ver scheen inmiddels in het bekende eco nomisch weekblad „Economische Sta tistische Berichten"; zij zal binnenkort onze boerenleenbanken in brochure vorm worden aangeboden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 5