vendien tot verwikkelingen kun nen voeren. Dood van de trekker of van zijn na de uitgifte opgekomen onbe kwaamheid. Wanneer de Bank betaalt na dat de trekker is overleden of nadat deze inmiddels hande lingsonbekwaam is geworden, kan zij desondanks het betaalde aan de trekker of diens recht verkrijgenden in rekening bren gen. De chèque als betalingsop dracht komt dus, in tegenstel ling met andere nog niet uitge voerde betalingsopdrachten, niet te vervallen door de dood of een latere handelingsonbekwaam heid van de trekker. De Bank kan ook dan nog betalen en ver haal nemen op de trekker of diens rechtverkrijgenden. De vraag is echter of er voor de Bank dan nog wel een verhaals- mogelijkheid is. Een crediet van de trekker eindigt n.1. door diens dood. Eveneens is dit het geval bij het onbekwaam worden van de trekker. Heeft de trekker nog een tegoed, dan zou de Bank daarop verhaal kunnen nemen, doch bij een faillissement van de trekker valt het tegoed in de failliete boedel en is als verhaals- mogelijkheid voor de Bank ver loren. Verschillende complica ties zijn dus mogelijk en men plege dan ook in dergelijke ge vallen alvorens tot betaling over te gaan overleg met de Centrale Bank. Zegelrecht. De chèque is vrij van zegel. Eveneens zijn vrij van zegel de op de chèque gestelde endosse menten en kwitanties. Samenvatting. 1. Een chèque kan slechts op de Bank worden getrokken, indien de verhouding krach tens welke men geld van de Bank te vorderen heeft, zulks toelaat. Een rekening-cou rantverhouding is de meest geëigende verhouding voor het disponeren per chèque. 2. De chèque dient alleen gebe zigd te worden, wanneer de behoefte bestaat aan een an der betaalmiddel dan geld. 3. Bij onvolledige invulling van het chèque-formulier alsme de wanneer op de voorzijde aantekeningen of strepen zijn gesteld of in de tekst veran deringen zijn aangebracht vrage men alvorens tot uit betaling over te gaan advies aan de Centrale Bank; zulks dient eveneens te geschieden, wanneer een sterk vermoe den van frauduleus gebruik van het chèque-formulier of gegronde reden aanwezig is om aan de echtheid van eventueele endossementen te twijfelen. 676

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 32