HeckmVM
DE CHEQUE
Inleiding.
Wanneer iemand van een
Bank geld te vorderen heeft, dan
zal het van de verhouding, waar
uit voor de Bank de verplich
ting tot betaling voortvloeit, af
hangen op welke wijze hij over
het hem toekomende kan be
schikken. In ieder geval kan hij
tegen afgifte van een kwitantie
geld in contanten opnemen. Kan
hij echter over zijn vordering
ook beschikken door het afge
ven van betalingsopdrachten? In
deze zal het karakter van de vor
dering beslissen. Met betrekking
tot een spaartegoed op een
spaarboekje kan men zeggen, dat
het beschikken over zulk een te
goed door het afgeven van beta
lingsopdrachten strijdig is met
de aard van de spaarrekening.
Over een spaarrekening kan der
halve als regel alleen in contan
ten worden beschikt. Bij een lo
pende rekening ligt de zaak ech
ter anders. Een houder van een
lopende rekening met of zonder
crediet kan over het door die
rekening aangegeven credit-sal-
do of over de met die rekening
gepaard gaande credietfaciliteit,
behalve door opname in contan
ten, ook beschikken door het
afgeven van betalingsopdrach
ten, dus van opdrachten tot
overboeking of tot het ter be
schikking houden van gelden ten
gunste van derden. Bovendien
brengt de lopende rekening in
het algemeen de bevoegdheid
mede tot het afgeven van die be
talingsopdrachten, welke men
aanduidt met het woord „chè-
que". Daarbij hebben wij het
oog op de bij de Boerenleen
banken in gebruik zijnde cliën-
tenchèques, dat zijn de chèques
welke de functie hebben aan de
trekker een betaalmiddel, an
ders dan in de vorm van contan
ten, te verschaffen. Deze functie
hebben de chèque-formulieren
48 niet. Men raadplege over het
gebruik van de formulieren 48
nog eens het artikel in de Maan
delijkse Mededelingen van sep
temberoktober 1948 no. 352
over „Het betalings- en girover-
keer bij de plaatselijke Boeren
leenbanken en de daarbij te ge
bruiken formulieren", en het ar
tikel over „het gebruik van kwi
tanties voor de Stichting Spaar
bank" in de Maandelijkse Mede
delingen van oktober 1952 no.
390.