prijs erop stellen in één organi
satie zedelijke en maatschappe
lijke activiteit te verbinden met
een bepaalde bedrijfsuitoefening.
Allerlei bijzonderheden zijn dan
veel beter geregeld, aldus de
Professor. Maar dat kan toch
even goed in het recbtskleed
van de Vereniging, zouden wij
weer willen opmerken. En in
dien de Wet dit wil bevorderen,
dan kan daarin zonder bezwaar
worden opgenomen, dat voor
zover dergelijke verenigingen
aan coöperatieve bedrijvigheid
doen, in zover op hen ook tal
van bepalingen van de coöpera
tie in wettelijke zin van toepas
sing dienen te zijn, met name
die, welke de bescherming van
met dergelijke verenigingen han
delende derden beogen.
Hiermede komen wij dan op
de aanbeveling van Prof. Min-
derhoud, dat „dergelijke vereni
gingen goed doen enz.". Hier
aan ligt kennelijk de gedachte
ten grondslag, dat thans derge
lijke bijzonderheden bij de be
doelde verenigingen niet goed
geregeld zijn. Kijk, dit nu ne
men wij de Professor wel een
beetje kwalijk, indien hij de sug
gestie wekt alsof de organisatie
van verenigingen als boerenbon
den voor wat haar coöperatieve
bedrijvigheid betreft, niet in or
de zou zijn. Heus op dat punt
kan de Professor gerust zijn. De
boeren zullen hun vereniging en
zeker hun boerenbond niet in de
steek laten, ook niet als ze, wat
wij niet hopen en verwachten,
coöperatieve vereniging zouden
moeten worden, want ook in de
verenigingsvorm is door de le
den het ledenregister getekend
en de aansprakelijkheid allang
aanvaard. Daarvoor hebben de
boerenbondsbesturen zelf wel
gezorgd en voor zover dit nodig
mocht zijn, heeft ook onze Cen
trale Bank daarvoor wel ge
waakt. Wat dat betreft zijn de
zaken in het Zuiden heus wel in
orde. En over de boerenleenban
ken, die als verenigingen zijn op
gericht, waarvan de Professor
nog even gewaagt, spreken wij
verder maar helemaal niet: de
naam boerenleenbank alleen
reeds waarborgt de kwaliteit
van de juridische en financiële
organisatie, ook indien de boe
renleenbank als vereniging is op
gericht. Daaraan zal de Profes
sor, naar wij vertrouwen, ook
zelf wel niet getwijfeld hebben.
Wij vinden het wel jammer, dat
daarvan ginds in het verre Gro
ningen niet even werd getuigd.
Overigens hulde, Professor,
voor Uw kloeke rede.
627