wordt de schuld van nieuwe le
den geleidelijk geliquideerd.
Wij leven thans in een tijd,
dat er allerwege overvloedig
geld geleend kan worden tegen
abnormaal lage rentes. Men
moet echter niet menen, dat dit
nu wel altijd zo zal blijven.
Het kan heel vlug veranderen
en zelfs al zouden de banken
ruim in hun geld blijven zitten,
dan kan de Ned. Bank toch wel
eens bepalen, dat de credietriem
op korte termijn sterk moet
worden ingekort; nl. zodra er
zich verschijnselen van inflatie
gaan voordoen, zoals dit in 1951
het geval was.
Mocht dit in de nabije toe
komst weer het geval zijn, dan
zullen er onder de Ned. Coö
peraties wel zijn, die moeten
concluderen, dat als zij in de
naoorlogse jaren voorzichtiger
gefinancierd hadden, zij zich
heel wat zorgen hadden kunnen
besparen."
Over een ander punt in de
rede van Professor Minderhoud,
namelijk dat betrekking heeft
op het nieuwe verenigingsrecht,
zijn wij niet zo gelukkig. Profes
sor Minderhoud is een vurig
voorstander van het beginsel,
dat alles, wat in materiële zin
coöperatief is of op coöperatie
ve grondslag werkt, ook in het
juridische kleed van de coöpera
tie in de zin van de wet zou
moeten worden gehuld. In wer
kelijkheid wil de Professor dit
beginsel heel ver doorgevoerd
zien. Hij stelt namelijk het vol
gende:
„Er is verzet gerezen tegen
deze bepaling van het nieuwe
ontwerp, vooral in het Katho
lieke Zuiden. Daar zijn nl. de
boerenleenbanken overwegend
als verenigingen met Kon. goed
gekeurde statuten geconstitu
eerd, mede omdat men in de or
ganisatievorm tot uitdrukking
wilde brengen, dat de boeren
leenbanken een sociaal doel die
nen na te streven, nl. elkander
gezamenlijk helpen, waarbij de
groten de kleinen kunnen steu
nen. De C.V. zou daarvoor te
materialistisch, te zakelijk zijn,,
iets waarvan ik de juistheid niet
aanneem.
Er zijn in ons land bovendien
verschillende standsorganisaties,
met name boerenbonden, waar
van de afdelingen de coöp. aan
koop verzorgen, zoals dit vroe
ger ook in Groningen algemeen
het geval was.
Deze standsorganisaties zelf
zijn geen C.V. en zij vrezen, dat
als de aankoopver. een coöpera
tie wordt, het voor de standsor
ganisatie moeilijker zal worden
om haar greep op de aankoop-
ver. te handhaven, zoals tot dus
verre.
Daar kan iets van waar zijn,
maar voor mij geeft toch de
doorslag, dat een vereniging, die
de materiële kenmerken draagt
Ó25