Het eerste punt betreft de financiering van de landbouw coöperaties. Ook Professor Min- derhoud heeft nog eens onder streept, zoals onzerzijds bij her haling is gedaan, het grote be lang van de eigen vermogens vorming door de coöperaties, ondanks de daaraan verbonden fiscale bezwaren. Het belang van een flinke afschrijvings- en reserveringspolitiek wordt door Professor Minderhoud terecht gesteld in het licht van de nood zakelijke modernisering van de bedrijfsoutillage. Hierop kan nauwelijks genoeg worden ge wezen. Zonder dat we het wel licht beseffen leven wij in veler lei opzichten in een revolutio nair tijdperk. Dit geldt zeker ook voor de industriële ontwik keling, waarin wij ons bevinden en waarmede het coöperatieve afzet- en productie-apparaat, in dien het meewil, in de pas moet blijven. Naar onze mening zeer te recht heeft Professor Minder houd voorts een financierings systeem gewraakt, dat men soms nog wel eens in het coöpera tieve bedrijfsleven tegenkomt, waarbij vaste activa of een ijze ren voorraad worden gefinan cierd met opvraagbare gelden (Professor Minderhoud noemt het voorbeeld van de aardappel- wissels; wij zouden daaraan kun nen toevoegen de financiering met opvraagbare deposito's van leden). Het heeft ons veel genoegen gedaan, dat ook Professor Min derhoud de eigen financiering van het coöperatieve bedrijf door de leden middels een ge bonden ledenrekening als een voor de landbouwcoöperaties aantrekkelijk financieringssy steem heeft naar voren gebracht. Ook wij hebben bij herhaling dit financieringssysteem aanbe volen. Professor Minderhoud heeft dit systeem als volgt toe gelicht: „In het geval van een coöpe ratieve zuivelfabriek b.v. wordt er op het melkgeld geregeld iets ingehouden; bij een aankoop vereniging worden de prijzen, die aan de leden in rekening worden gebracht, zo hoog ge steld, dat er op het eind van het jaar een bedrag over is. Het geld uit deze aldus ge vormde pot blijft in de kas van de C.V. Maar in de boeken wordt ieder lid voor zijn even redig deel van die pot te goed geschreven. De leden krijgen dus een per soonlijke vordering op hun coöp., doch die vordering kan gedurende enige jaren niet ge realiseerd worden. De coöp. krijgt dus op deze wijze be drijfskapitaal, dat gedurende een aantal jaren niet kan worden op gezegd. Ó22

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 26