6io 1955 nieuw verleende voor schotten worden gesteld op een bedrag van 72 millioen te ver gelijken met een bedrag van 50 millioen voor 1954. Hierbij kan worden aangetekend dat van het totaal der bij de boeren leenbanken van de groep Eind hoven uitstaande voorschotten ruim 72.5% betrekking heeft op uitleningen in de land- en tuin bouwsector. Voor de groep Utrecht belopen de overeen komstige cijfers 100 millioen voor 1954 en ongeveer 138 millioen voor 1955. Uit de me degedeelde cijfers kan worden afgeleid, dat ongetwijfeld de in vesteringen in de landbouw in het bijzonder om te komen tot een verdere modernisering van de bedrijven de geldelijke over schotten in de agrarische sector ongunstig hebben beïnvloed. Een belangrijk punt is tot nu toe nog niet in de beschouwin gen betrokken, alhoewel het even werd aangeduid, n.I. in hoeverre de besparingen bij de boerenleenbanken geacht kun nen worden van land- en tuin bouw afkomstig te zijn. Hier naar is in de loop van 1955, op basis van de cijfers 1954, in de boerenleenbankorganisatie van Eindhoven een onderzoek inge steld. De navolgende resultaten kwamen daarbij aan het licht: Voor Noord Brabant bleek, dat de spaarsaldi voor 74% toe behoorden aan landbouwers en rustend landbouwers, voor 9.1% aan arbeiders en voor 8.5% aan middenstanders. Voor Limburg waren de overeenkomstige per centages 62,8% voor landbou wers en rustend landbouwers, voor de arbeiders 13,6% en voor de middenstanders 11,9%. Deze percentages zijn vastge steld naar de toestand op een bepaald tijdstip. Interessant is om te trachten tot een aandui ding te komen van de ontwikke lingstendens. Wel nu, ook daar voor kunnen enige cijfers wor den gegeven en wel als resul taat van een enquête, die voor dit doel door het Bijkantoor van onze Centrale Bank te Arnhem werd georganiseerd met behulp van een aantal kassiers in Gel derland en Overijssel. Door de resultaten van deze enquête kwam vast te staan, dat het aan deel van de landbouwers in de spaarsaldi bij de boerenleenban ken afneemt en dat van de arbei dersbevolking toeneemt. Voor Gelderland werd wat betreft de spaarsaldi geconsta teerd een terugloop van 1 Ja nuari tot 30 November 1955 van het aandeel van de landbou wers en rustend landbouwers in de spaarsaldi van 62,5 tot 60,5%). Daartegenover een stijging van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 14