532
de „public relations" en „acqui
sitie" die ieder groot bedrijf en
iedere belangrijke instelling te
genwoordig heeft, resp. benut.
Het eerste is de functie die
alles omvat wat nodig is om de
algemene bekendheid levend te
houden: persdienst, propaganda,
advertentie-campagnes, goede
verstandhouding met autoritei
ten en belangrijke relaties en al
wat de psychologie der reclame
nodig oordeelt om te zorgen dat,
o.m., een bedrijf in aanzien is,
dat erover gepraat wordt, dat
de publieke belangstelling gaan
de blijft. Ongetwijfeld heeft de
C.C.B. op dit terrein de voorzie
ningen die zij behoeft; in de ver
houding C.C.B.-boerenleenban
ken uit het zich ook regelmatig.
De boerenleenbanken echter
missen in menig opzicht de aan
„hun omvang en omstandighe
den" aangepaste mogelijkheden
die de public relations en aqui-
sitie kunnen bicden.
Te constateren valt, dat an
dere instellingen van en buiten
de boeren-organisatie hun vleu
gels in vele gevallen verder uit
spreiden. Als voorbeeld mag
hier wellicht worden genoemd
een boeren-verzekeringsmaat-
schappij in het zuiden van ons
land, die vooral in de na-oor-
logse periode aan deze zaak veel
aandacht heeft geschonken en
voorzieningen heeft getroffen,
waardoor in regelmatig contact
met de plaatselijke agenten een
corps inspecteurs-acquisiteurs
„de boer zijn opgetrokken".
Van vrij nabij is bekend, dat
mede dank zij deze instelling, de
bedoelde verzekering zich
enorm heeft uitgebreid en zich
zowel op het gebied van de
eigen verzekeringen als ook op
het terrein van de z.g. varia-
verzekeringen een plaats heeft
verworven bij de grootsten in
den lande.
In dezelfde geest is werkzaam
b.v. de rijkspostspaarbank, die
speciale mensen in dienst heeft
om contact te leggen en te on
derhouden met hoofden van
scholen, met leerlingen van la
gere- en andere scholen, ook
met die scholen die nota bene
behoren aan en deel uitmaken
van onze eigen organisatie.
Afgezien daarvan komt het
mij voor dat er in nagenoeg alle
kringen van onze boerenleen
banken vele kansen liggen om
de werking van de bank uit te
breiden en in verband met het
geen ons anderen op dit gebied
als voorbeeld geven, rijst dc
vraag of er op bovengenoemd
terrein voor de boerenleenban
ken geen mogelijkheden liggen
die meer intensief kunnen wor
den benut.
Waarbij dan de gedachten
uitgaan naar inspecteurs die uit
sluitend tot taak hebben om, in
samenwerking met de kassiers,
het werk in afgebakende kringen