51 o Wil men een onroerend goed als zekerheid verbinden, tenein de voor de Bank de mogelijk heid te openen hare vordering bij voorrang op de opbrengst- van dat goed te verhalen, dan is dat alleen mogelijk door op het betrokken goed hypotheek te vestigen. Het was mijn bedoeling op dit hypotheekrecht wat dieper in te gaan. Tegelijkertijd komen dan enige kwesties aan de orde welke daarmede ten nauwste verband houden. Ik zal mij ech ter tot de hoofdzaken dienen te beperken. Voor een uitvoerige behandeling is n.1. de stof te uit gebreid. Bovendien wordt slechts beoogd het houden van een inleiding, teneinde te komen tot een vruchtbare gedachten- wisseling omtrent hetgeen zich op dit terrein in de praktijk voordoet. Veruit het meest voorkomen de geval is hypotheekverlening op onroerend goed, in volle eigendom toebehorende aan de gene die dat goed tot zekerheid van de betrokken schuld wenst te verbinden. De hypotheek om vat dan de grond en al hetgeen daarmede aard- en nagelvast is verbonden, zoals gebouwen, schuren, serres, warenhuizen, te velde staande oogst, de uitge- plante bollenkraam etc., onver schillig of een en ander door de hypotheekgever zelf dan wel door een derde is gesticht, ge zaaid of gepoot. Speciaal bij het stichten van serres en warenhui zen door de pachters van de on dergrond, zou dit tot moeilijk heden aanleiding kunnen geven. Veel aandacht is hieraan be steed in de Mededelingen nos. 381 (Dec. 1951en 420 Juni 1955), zodat ik mij kan ont slagen achten van de taak thans dieper hierop in te gaan. Ik mo ge volstaan met op te merken, dat door derden gestichte op stallen slechts dan het eigendom van de stichter blijven en dus vallen buiten enig op de onder grond te vestigen hypothecair verband, indien de eigenaar van de ondergrond tevoren aan de gene, die tot stichting wenst over te gaan het zakelijk recht van opstal heeft verleend, bij schriftelijke akte overgeschreven ten hypotheekkantore. De eige naar behoudt in dat geval voor zich zelf slechts, wat men noemt, de blote eigendom, waar van in de meeste gevallen de onderpandswaarde gering is. Ook door andere factoren kan de onderpandswaarde van het onroerend goed aanzienlijk wor den verkleind. Het is namelijk mogelijk, dat aan iemand an ders dan de hypotheekgever het vruchtgebruik daarvan toe komt ofwel dat het onderpand of een gedeelte daarvan blijkt te zijn bezwaard met het recht van gebruik en bewoning ten behoe-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 54