B'Ofiüganilci
(SjeziM- S
nótit
egrotingó- nótituut
„Verdienende jeugd", zo heet
de nieuwe brochure van het
Gezins-Begrotings-Instituut, die
binnenkort het licht zal zien.
Het boekje werd, evenals de
vorige utgaven van het G.B.Ï.,
geschreven door mevrouw E. J.
Wilzen-Bruins en Dick de Wil
de zorgde voor een aardige om
slagtekening en een paar vlotte
krabbels tussen de tekst.
Een gemoedelijk praatje met
enkele jongeren, zo zouden wij
de inhoud van dit boekje kun
nen omschrijven. Want op een
aantal pagina's richt mevrouw
Wilzen zich rechtstreeks tot en
kele jonge mensen, die welis
waar slechts op papier bestaan,
maar die als typen toch aan de
werkelijkheid zijn ontleend. Zij
spreekt het altijd dravende en
zwoegende meisje toe, dat haar
hele loon, op een kleinigheid na,
thuis afgeeft, en de jongeman
die alles, wat hij verdient, mag
houden en die het daar dan ook
goed van neemt, en de boeren
zoon die niet gewend is op de
kleintjes te passen, en het meisje
uit het behoeftige gezin, en de
jonge onderwijzeres die al te
verstandig omspringt met haar
geld. Tot al deze jongeren richt
de schrijfster enkele woorden en
zij vertelt hen wat er wel en wat
er niet deugt aan hun omgang
met geld.
Vervolgens geeft zij enige
nuttige wenken om daarna het
onderwerp „kostgeld" aan te
snijden. Dat wordt dan een plei
dooi voor het meebetalen van
een redelijk aandeel in de ge
meenschappelijke gezinsonkos-
ten. Ten slotte richt mevrouw
Wilzen zich tot de ouders van
deze opgroeiende jeugd om in
behartigenswaardige woorden
te vertellen wat zij wel van hun
grote zonen en dochters mogen
verwachten en eisen en wat niet.
Zo is deze brochure gewor
den tot een kleine wegwijzer
door een gebied dat voor vele
volwassenen en jongeren vol
voetangels en klemmen zit. Zo
als ook in alle voorgaande uit
gaven van het G.B.I. het geval
was, wil dit boekje nergens dic
teren of wetten stellen. Het wil
slechts mogelijkheden noemen
en hier en daar een verstandige
raad geven.