493 bouwbelang beter door de nu eenmaal onafwendbare en voor de landbouw nadelige gevolgen bij een ruilverkaveling op te vangen, dan te doen alsof geen bestemmingsverandering op handen is en het zeer naar de toekomst te verplaatsen met alle onaangename konsekwenties daaraan verbonden. De Ruilver- kavelingswet bepaalt dan ook, dat aan openbare lichamen voor doeleinden ten algemene nutte gronden kunnen worden toege wezen tot een maximum van 5% der totale waarde van alle in het ruilverkavelingsblok op genomen gronden. Gezien de schaarste aan landbouwgronden is het vanzelfsprekend, dat van deze mogelijkheid slechts met de grootst mogelijke omzichtig heid gebruik moet worden ge maakt. De wetgever heeft dan ook een extra waarborg daartoe geschapen en wel in de vorm van een uitzondering op de re gel, dat tegen een door de meer derheid genomen besluit tot ruilverkaveling niet meer in be roep kan worden gegaan. Eige naren n.I., die vóór de vergade ring waarin tot ruilverkaveling werd besloten, bezwaren hebben ingediend tegen de voorgestelde toewijzing aan openbare licha men of die zich niet hebben kunnen verenigen met een door de vergadering aangenomen wij ziging van het voorstel tot toe wijzing aan openbare lichamen kunnen binnen 30 dagen na het besluit tot ruilverkaveling als nog in beroep gaan bij de Kroon. Het Openbare Lichaam, aan wie de toewijzing geschiedt moet een vergoeding betalen, welke niet minder mag bedra gen dan de werkelijke waarde van de grond. Hierover is onder VIII gezegd, dat op verzoek van de eigenaar de vergoeding aan hem zal worden uitbetaald. Dit is echter in zijn algemeenheid niet juist. De eigenaar kan slechts aanspraak op de vergoe ding maken, wanneer de grond was gelegen in een goedgekeurd bestemmingsplan. Is dit niet het geval, dan valt de vergoeding in de ruilverkavelingskas, waar door de kosten van de ruilverka veling worden verminderd. Ook wanneer de eigenaar, hoewel hij daartoe bevoegd is, geen ver zoek indient, valt de vergoeding in de ruilverkavelingskas. Hier tegenover staat dan echter, dat het verlies van grond vcor de toewijzing aan openbare licha men ten koste gaat van de voor toedeling beschikbare grond. In het toedelingsvoorbeeld onder VIII is er van uitgegaan, dat op de totale waarde van alle in het blok opgenomen gronden ook in mindering wordt gebracht de waarde van de onroerende goe deren, benodigd voor de toewij zing aan een openbaar lichaam. Dit is echter alleen het geval.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 37