492 bestaande openbare wegen en waterlopen, die in eigendom, be heer en onderhoud waren bij een rechtspersoon, niet zijnde een openbaar lichaam, kunnen aan die rechtspersoon in eigen dom, beheer en onderhoud wor den toegewezen. De toewijzing in eigendom, beheer en onderhoud geschiedt zonder enige geldelijke verreke ning. De eigenaren krijgen ter zake van de onttrekking aan het ruilverkavelingsblok van gron den voor de aanleg van wegen en waterlopen geen vergoeding. Deze onttrekking vermindert het recht op waarde in kavels van alle eigenaren. Men zie hier voor onder VIII over de wijze, waarop de rechten van de eige naren bij de toedeling worden vastgesteld. Hierbij komt nog, dat de kosten van aanleg uit de ruilverkavelingskas worden vol daan. De eigenaren moeten zich dus nogal financiële offers ge troosten. Men kan zich afvragen of een en ander wel redelijk is. Wanneer de wegen en waterlo pen uitsluitend of bijna uitslui tend het belang van de aangren zende eigenaren dienen kan men er volledig mede accoord gaan. Doch dikwijls is ook het alge meen belang ermede gebaat. Maar ook dan kan men met de getroffen regeling wel vrede hebben, omdat de wegen en wa terlopen toch op de eerste plaats strekken tot het economischer kunnen exploiteren van de gron den in het blok. Hiertegenover staat, dat van een uitkering aan de beherende openbare lichamen ten laste van de ruilverkave lingskas van de gekapitaliseerde toekomstige beheers- en onder houdskosten geen sprake is. Na dat de particuliere eigenaren om niet rechten hebben prijsgege ven en zich kosten hebben ge troost, heeft de gemeenschap verder voor het onderhoud te zorgen. Zoals reeds herhaalde malen is gezegd, beoogt een ruilverka veling op de allereerste plaats een sanering van het gebruik van landbouwgronden. Deze sa nering is echter in vele gevallen niet te scheiden van een uitbrei- dings- of streekplan. Het samen gaan van een ruilverkavelings plan en een uitbreidings- of streekplan is dikwijls zelfs nood zakelijk in het belang van de landbouw. Men denke b.v. aan grond, welke door de overheid benodigd wordt voor het stich ten van proef- of voorbeeldbe drijven. Het kan ook zijn, dat gronden binnen een afzienbare tijd toch hun agrarische bestem ming zullen verliezen. Het zou niet juist zijn daarvoor de ogen te sluiten en deze gronden toch maar in een ruilverkaveling op te nemen. Het resultaat daarvan immers zou op korte termijn weer ongedaan worden gemaakt. Men dient dan ook het land-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 36