m Kajütmlmavit
In dc loop van het laatste
halfjaar en meer in het bijzon
der sedert September j.1. verto
nen de obligatiekoersen over
het algemeen een neiging tot da
len, hetgeen een dienovereen
komstige stijging van het obli
gatie-rendement betekent.
Nu aldus het rente-niveau op
onze kapitaalmarkt na geruime
tijd van dood tij eindelijk in be
weging bleek te komen, begon
men zich allerwege af te vra
gen, of deze rentestijging zou
doorzetten en of misschien zelfs
een herhaling was te verwachten
van wat zich in 1952 afspeelde,
toen de rente na een lange tijd
van stilstand in snel tempo op
liep tot het niveau van 4^4 a
4J/2% voor crediet aan de over
heid. Dat inzicht in het toekom
stige verloop van de rentestand
is in het bijzonder van belang,
nu men als geldgever in de al-
omheersende geldovervloed vaak
wordt gedwongen reeds maan
den vooruit leningscontracten
af te sluiten, of zekere toezeg
gingen te doen voor langlopende
leningen, die in feite pas in de
loop van het volgende jaar tot
stand zullen komen.
In het kwartaalbericht van de
Amsterdamsche Bank N. V.
kwamen Prof. Dr. Pruyt en Lec
tor Brezet in een artikel „Kapi
taalovervloed in Nederland?"
tot de conclusie, dat men zich
voorlopig geen al te grote zor
gen behoeft te maken over een
binnen afzienbare tijd te ver
wachten kapitaaloverschot, zo
dat met name de institutionele
beleggers niet bevreesd behoe
ven te zijn voor een opeenho
ping van onbelegde middelen.
In geen geval voorzien zij een
dusdanig middelen-aanbod, dat
daardoor de rente zou dalen be
neden het lage niveau, dat reeds
maanden geleden werd bereikt.
AI stromen regelmatig zeer
grote bedragen naar de institu
tionele beleggers toch blij
ken deze sommen in vergelij
king met vroegere perioden van
hoogconjunctuur zeker niet on
rustbarend groot te zijn, wan
neer men deze besparingen uit
drukt in percentages van het na
tionaal inkomen. Daarnaast zou
niets er op wijzen, dat men moet
Onder institutionele beleggers
worden verstaan instellingen als levens
verzekeringmaatschappijen, spaar- en
pensioenfondsen, die uit hoofde van
haar werkzaamheid regelmatig grote
bedragen moeten beleggen. Ook de
Centrale Landbouwcredietbanken wor
den daaronder begrepen.