468 volgende te worden gewezen: de vermindering of vrijstelling van heffing ten laste van de spaar- en boerenleenbank wordt niet zonder meer toegepast. Slechts coöperatieve banken, die de credietverlening tot leden beperken, komen voor het ver minderd tarief in aanmerking. Daarnaast betracht het coöpera tieve landbouwcrediet uit zich zelf een grote gereserveerdheid ten aanzien van allerlei bank- transacties. De betekenis daar van springt in het oog bij een oppervlakkige vergelijking van de exploitatierekening van een handelsbank enerzijds en van een bocrenleenbankorganisatie anderzijds. Dan blijkt, dat de verhouding provisiebaten tot rentebaten bij de handelsbanken geheel anders ligt dan bij het landbouwcrediet. Bij de handels banken maken de provisiebaten in doorsnee meer dan 100% uit van de rentebaten; bij het coö peratieve landbouwcrediet is dit slechts voor ongeveer 15% het geval. In dit verband heeft het ver schil in heffingspercentage voor de verschillende genoemde in stellingen een veel wijdere strekking dan alleen de fiscale betekenis daarvan. Het gaat hierbij uiteraard ook om de be perking in werkingssfeer. Bij een wijziging in de onderlinge verhouding waf betreft de fis cale tarieven komt uiteraard ook de beperking van de werkzaam heid in het geding. Zulks die nen allen, die voor dit vraag stuk belangstelling hebben, wel te bedenken. Ad III. Opvallend is ook, indien daarenboven de „ver schillende leden" ook nog aan de orde stellen de rekening bij 's Rijks Schatkist, waarop spaar- instellingen tot 12% van het spaarderstegoed kunnen storten, dat daarbij alleen in het geding wordt gebracht het coöperatie ve landbouwcrediet en niet ook het spaarbankwezen. Het be treft hier een voor het gehele spaarwezen, voorzover dit als spaarbank werkzaam is, getrof fen maatregel, die hierop neer komt, dat deze instellingen de middelen die zij liquide willen of moeten aanhouden, inplaats van daarvoor schatkistpapier aan te houden, rechtstreeks op een rekening bij 's Rijks Schat kist kunnen storten. Voor zover dat geld op die rekening ten minste voor een jaar uitstaat wordt daarover een hogere rente vergoed dan voorzover zulks geschiedt voor kortere termijn. Het spreekt vanzelf, dat in verband met deze rege ling onze Centrale Bank het geld op bedoelde rekening zo lang mogelijk laat staan om van die hogere rente te profiteren. Het gevolg hiervan is, dat dit

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 12