408 resultaat, dat het profijt van die beleggingsuitzetting gedeeltelijk ten goede komt van de bewuste boerenleenbank en gedeeltelijk aan de combinatie van de andere boerenleenbanken, die het me rendeel van de haar toever trouwde gelden door tussen komst van de Centrale Bank rendabel moeten maken. Wij kunnen artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement dan ook noemen, het voorschrift van de verdelende rechtvaardigheid. Daarnaast is het voorschrift van art. 8 van het Huishoudelijk Reglement de grondpijler, waar op de liquiditeitshandhaving van de organisatie berust. D.w.z. door het voorschrift van dit ar tikel wordt ervoor gewaakt, dat niet teveel van de aan de boe renleenbanken toevertrouwde gelden op lange termijn worden vastgelegd. En daarbij kan men niet redeneren: zolang de andere boerenleenbanken nog ruime te goeden bij de Centrale Bank heb ben staan, kan onze boerenleen bank haar gang wel gaan met het doen van beleggingsuitzettingen. Dit gaat niet op. Het gevolg daarvan zou kunnen zijn, dat de andere boerenleenbanken straks niet meer vooruit kunnen met het doen van uitzettingen, om dat bepaalde boerenleenbanken teveel hebben uitgezet. Zulks ware ook in strijd met de onder linge solidariteit, waarop de boe renleenbankorganisatie is ge bouwd. Zo beheerst artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement van de Centrale Bank tegelijk de liqui diteit van de organisatie, d.w.z. wordt door het artikel bevor derd, dat te allen tijde aan op vragingen van spaargelden zal kunnen worden voldaan, alsme de de verdelende rechtvaardig heid in de onderlinge verhou ding tussen boerenleenbanken en Centrale Bank. Daarvan mo gen we niet afwijken, ook niet indien de honderden millioenen ons in de verleiding zouden brengen, dat het toch nog wel iets meer zou kunnen lijden in de richting van meer armslag tot het doen van uitzettingen op lange termijn. Integendeel, zou den we zeggen, juist de verant woordelijkheid voor die honder den millioenen, moet ons tot grote voorzichtigheid manen. Is er dan niets te doen, zo zou tenslotte nog kunnen worden gevraagd, ter bevordering van een ruimer armslag in de cre- diet- en voorschotverlening. Ja, is ons antwoord en een volmon dig ja. Maar niet in de richting van meer beleggingsuitzettingen op lange termijn voor de boe renleenbanken, die juist daarvoor geen middelen ter beschikking hebben; wel moet hiervoor de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 8