4°7
twee/derde zelf heeft uitgezet,
kan op die 580 millioen al
leen nog een beroep doen voor
het doen van echte boerenleen
bankvoorschotten of boerenleen-
bankcredieten. Dit komt, omdat
een boerenleenbank als de be
wuste, die niet meer een/derde
van de haar toevertrouwde gel
den bij de Centrale Bank heeft
staan, eigenlijk geen geld meer
heeft om beleggingsuitzettingen
te doen. Zij moet haar laatste
tegoed bij de Centrale Bank be
waren om aan opvragingen van
spaargelden te kunnen voldoen
of om echte boerenleenbankcre-
dieten of voorschotten ter in
standhouding en verbetering van
bedrijven der leden te kunnen
financieren. Voor beleggingsuit
zettingen of voor uitzettingen
op lange termijn heeft zo'n boe
renleenbank geen geld meer. En
waar geen geld meer is, verliest
zelfs de keizer zijn recht.
Ja maar, horen wij al zeggen,
zo'n boerenleenbank heeft toch
nog 400.000,of eventueel
minder. Zeker, maar deze ko
men niet meer in aanmerking
voor het doen van uitzettingen
op lange termijn. Daarmede
heeft zo'n boerenleenbank haar
gang kunnen gaan, zolang zij
nog voldeed aan het voorschrift
van art. 8. Nu haar tegoed bij de
Centrale Bank is ingezakt be
neden het een/derde gedeelte
van het inleggerstegoed kunnen
daaraan ook de millioenen van
andere banken niet meer helpen.
Of misschien toch nog wel, maar
dan op zodanige wijze, dat het
profijt daarvan aan die andere
boerenleenbanken ten goede
komt.
Dit geschiedt met toepassing
van het vierde lid van artikel 8.
„Het Bestuur kan in bijzon
dere gevallen aan een Boe
renleenbank vrijstelling ver
lenen van het bij dit artikel
bepaalde, aan welke vrijstel
ling bijzondere voorwaarden
kunnen worden verbonden".
De toepassing van dit artikel
komt hierop neer, dat de bewus
te boerenleenbank, die niet meer
voldoet aan het voorschrift van
art. 8 en derhalve eigenlijk geen
geld voor beleggingsuitzettingen
meer heeft, daarvoor door tus
senkomst van de Centrale Bank
als het ware van de andere boe
renleenbanken geld kan lenen.
Dit geschiedt tegen de rente,
waarvoor de boerenleenbanken
in 't algemeen crediet bij de Cen
trale Bank kunnen opnemen, d.i.
thans tegen 3 K°/o- Maakt de be
wuste boerenleenbank van dit
voorschrift gebruik voor de fi
nanciering van een beleggings
uitzetting, zeg tegen een rente
van 3^4%, nadat haar tegoed bij
de Centrale Bank is ingezakt be
neden het een/derde deel van
haar inleggerstegoed, dan is het