(andlraiiu!-ecmMti<uJi nieam
Begroting landbouw 1956
Vorige maal zegden wij toe
een en ander te vertellen over
de landbouw-begroting 1956 en
de daarbij behorende memorie
van toelichting. Hierin kondigt
de Minister aan, dat het land
bouwbeleid op principiële pun
ten niet zal afwijken van het be
leid, in de laatste jaren gevoerd.
Maar toch zijn er in deze me
morie van toelichting wel enige
onderwerpen, waaraan meer dan
gewone aandacht geschonken
wordt. We noemen speciaal de
visie van de Minister omtrent de
algemene economische situatie
van de landbouw; de uitspraak
dat het juist is dat de Nederland
se consument voor de agrarische
producten de kostprijs betaalt;
de groeiende behoefte aan toe
slagen uit de schatkist in het ka
der van de landbouwpolitiek; de
nadruk, welke wordt gelegd op
de kostprijsverlaging vooral in
de gebieden met relatief hoge
productiekosten en de bijzondere
aandacht, gewijd aan de sociale
voorlichting ten plattelande.
De Minister stelt, dat sedert
enige jaren van een zekere ver
zadiging op de markten van
agrarische producten moet wor
den gesproken, welke ontwikke
ling vanzelfsprekend ongunstige
repercussies uitoefent op de ren
tabiliteit van de landbouwbedrij
ven. Een indicatie hiervan is te
vinden in de duidelijke verslech
tering van de verhouding tussen
het prijspeil van de voortge
brachte producten enerzijds en
dat van de kosten in de land
bouw anderzijds. Terwijl het
prijs-indexcijfer van de kosten
voor 1953/54 'ag op 123 (1949/
50 100), steeg het in 1954/55
tot 133, vooral onder invloed van
de hogere lonen en zaaizaadprij-
zen. Het indexcijfer van de prij
zen van de afgeleverde produc
ten, dat in 1953/54 op 119 stond,
was in 1954/55 slechts iets ho
ger, n.1. 120. Dit was in het bij
zonder te wijten aan de veel la
gere prijzen van aardappelen en
suikerbieten; hiertegenover stond
een beduidend hogere melkprijs.
Deze minder gunstige relatie tus
sen prijzen en kosten zou minder
erg zijn geweest, als de opbreng
sten per ha en per dier maar
flink gestegen waren. Maar dit
was in 1954/55, vooral tengevol
ge van de slechte weersomstan
digheden, niet het geval.
Terecht wijst de Minister op
het grote belang van de binnen-