38i beschouwden, als verlengstuk ken van hun bedrijf. Dit laatste mankeert er in Ne derland nog wel eens aan. Te genwoordig vindt men de coö peraties veelal mooie instellin gen, zolang zij óf goedkoper le veren óf meer service bieden. Het ideële schijnt de huidige ge neratie niet meer aan te spreken en het grote nut, dat een derge lijke samenwerkingsvorm kan opleveren, wordt dikwijls niet gezien. Hier ligt een taak voor de be heerders van alle coöperaties na melijk de coöperatieve gedachte weer levend te doen worden; het de leden bij te brengen, dat de coöperatie hun eigen bedrijf is, tevens hun steun, zowel onder gunstige als ongunstige conjunc turele omstandigheden. Aan de meer materialistisch ingestelde leden van een coöpe ratie zal onder meer duidelijk gemaakt moeten worden, dat wat in deze onder gunstige tijds omstandigheden opgebouwd en verstevigd wordt, in minder gunstige perioden de bestaans zekerheid der leden kan bevor deren. Zo is het bij de L.W.C.'s; zo is het bij de C.A.V.V.'s; zo is het bij alle coöperaties doch niet het minst bij onze boerenleen banken. De leuze: „Door Samen werking Sterk" is nog steeds van kracht. Wanneer deze samen werking eerst tot stand gebracht of geperfectioneerd zal worden, wanneer de „magere" jaren zijn aangebroken, dan zou dit te laat kunnen zijn. De beheerders van de Duitse coöperaties zijn in staat geble ken om het contact tussen de le den en hun coöperatie te behou den, de laatste jaren zelfs te ver stevigen. De Duitse boer zal hier wel bij varen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 21