van aankoop, verkoop, coupon-
verzilvering en eventuele be
waargeving zo duur worden, dat
men ondanks een hogere bruto-
opbrengst netto beneden het ni
veau van de spaarrente belandt.
Noemden wij hiervoor reeds
het looptijd-element als een van
de redenen, waarom het bruto-
rendement van effectenbeleg
ging hoger „behoort" te zijn dan
dat van spaartegoed, op één lijn
daarmee moet de risicofactor
worden vermeld. De standing
van en de controle óp ons spaar
bankwezen kennende, mogen
wij stellen, dat men bij uitzet
ting op spaarrekening kan reke
nen op integrale betaling van
hoofdsom en renten en dit op
élk tijdstip, waarop de spaarder
dat mocht wensen. Hier wordt
wel eens tegenovergesteld, dat
het spaartegoed (evenmin als
vastrentende effecten) geen
enkele zekerheid geeft tegen da
ling van het reële vermogen
door geldontwaarding, tegen
welke kwade kansen de houder
van aandelen wél enige dekking
zou hebben. Hiervan afgezien
echter brengt effectenbelegging
tal van risico's mede, die aan het
spaartegoed volkomen vreemd
zijn en die dan tevens mede aan
leiding geven tot de hogere
bruto-opbrengst, die de eerste
beleggingswijze biedt.
Ook indien men afziet van
het koersrisico, dat hierna ter
sprake komt, houdt men bij ef-
fcctenbelegging altijd de risico's,
die bij de geldnemer zélf zijn
gelegen en waarvan men de
kwade gevolgen kan ondervin
den, óók al kan men zijn tijd
uitzingen en behoeft men niet
tussentijds tot verliesgevende
verkoop over te gaan. Men kan
dit geldnemersrisico aantreffen
in alle mogelijke vormen en
gradaties.
Het zou bijvoorbeeld nihil
zijn bij een (gefingeerde) Ne
derlandse staatslening met on
veranderlijk rentepercentage,
aangegaan voor een vast aantal
jaren, zonder mogelijkheid van
vervroegde aflossing: van de zij
de van de geldnemer zouden
hier geen verrassingen te duch
ten zijn, zelfs niet die van aflos
baarstelling op een niet voor
zien tijdstip. Daar tegenover
zou men een „alles-of-niets"
risico aanvaarden bij deelname
in het kapitaal van een bergings
vereniging, die zich ten doel
heeft gesteld met het bijeenge
brachte kapitaal goud op te die
pen, dat misschien aanwezig is
in een boot, die sedert de eerste
wereldoorlog ergens op de
Noordzee onder enkele meters
zand en klei ligt verborgen. Wij
geven hierbij gaarne toe, dat in
dit tweede geval eerder sprake
is van een gokkerijtje dan van
een belegging in effecten, maar
daarvoor is het dan ook een
uiterste-voorbeeld.
Naast de risico's, die zijn ver-