300 ling waarneemt, waaruit zou moeten worden afgeleid, dat de financiering meer en meer knel punten gaat vertonen. Nu is dat laatste niet zo erg, indien het om een op zichzelf staande financieringsaanvrage gaat. Dan zou er desnoods met „kunst- en vliegwerk" kunnen worden gehandeld. Dit is echter niet mogelijk, indien de kapi taalsbehoefte algemeen is, het geen voor de actuele positie blijkbaar het geval is, zoals uit de hierna volgende beknopte aanduiding moge blijken. In 't licht van de stijgende kapitaals behoeften zal vervolgens de vraag worden gesteld, of in 't algemeen de financieringsmid delen aanwezig kunnen worden geacht om deze kapitaalsbehoef ten te dekken. Tenslotte zal worden nage gaan, of de voorwaarden in de Nederlandse landbouw aanwe zig zijn om de eventueel aanwe zige financieringsmiddelen op de gebleken kapitaalsbehoeften met vrucht, d.i. op financieel verantwoorde wijze, te kunnen toepassen. Na beschouwing van een en ander zouden dan wel licht enige conclusies kunnen worden getrokken. Ziedaar het programma, dat ik mij heb voorgesteld voor U te behande len. De kapitaalsbehoeften Arbeid en kapitaal horen zo nauw bij elkaar, dat wie over „kapitaal" of „kapitaalsbehoef ten" wil uitweiden, over arbeid moet spreken. In het economi sche leven gaat het immers om de juiste verhouding van arbeid tot kapitaal en in het productie proces over de juiste dosering van arbeid en kapitaal in hun onderlinge verhouding. Wat nu het arbeidsprobleem in de Nederlandse landbouw be treft, kan men onderscheiden de gebieden met overwegend gro tere landbouwbedrijven ener zijds en de gebieden met over wegend klein-bedrijf aan de an dere kantIn eerstgenoemde gebieden, bestaat een structureel tekort aan landarbeiders, dat sa menhangt met een nog onvol doende aanpassing van de ar beidsvoorwaarden in de land bouw aan de politiek van volle dige werkgelegenheid en de toe nemende beroepsmobiliteit on der de landarbeiders. Dit struc tureel probleem wordt nog ge accentueerd door de voortdu rende hoogconjunctuur in de in dustrie, waar men zich bezig houdt met het vraagstuk van de verdeling van de grotere wel- vaartskoek. De combinatie van dit structurele en conjuncturele Zie: Drs R. Rijneveld in E.S.B. van 22 Mei 1955 over „De agrarische werkgelegenheid op lange termijn".

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 4