335 afhankelijk, dat men individueel weinig te beslissen heeft; ander zijds is het op de geldmarkt aan geboden beleggingsmateriaal al tijd van dusdanig gehalte, dat de solvabiliteit, de veiligheid van de hoofdsom, geen zorgen behoeft te baren. Daartegenover is het bij de belegging van de middelen, die in verband met de aard van het bedrijf in liquide vorm moeten worden aange houden en dus niet in aanmer king komen voor uitzetting op lange termijn, juist de factor tijd, die het zwaarst weegt bij het beleggingsbeleid. Beslist moet immers worden op welk mo ment de middelen, die op een bepaalde dag „over" zijn en dus voor belegging in aanmerking komen, weer voor de dagelijkse bedrijfsvoering nodig zijn (kent men deze beleggingstermijn, dan is het rendement practisch een marktgegeven); hoofdzakelijk is het dus een keuze van de juiste termijn. Heeft men de beleg gingstermijn te kort getaxeerd, dan zal dat in de regel neerko men op het missen van het op timale rendement; koos men de periode te lang, dan komt men „krap in zijn geld" zitten, wat meestal geld gaat kosten. Dit laatste geldt temeer bij de tegen woordige structuur van onze geldmarkt, die heeft meege bracht, dat geldruimte en geld- krapte bij de afzonderlijke be leggingsinstellingen zelden el kaar opheffen; men mag er niet op rekenen dat men grote te korten van enkele dagen zal kun nen financieren met goedkoop callgeld uit de geldruimte bij an dere instellingen, doch men moet zich er op voorbereid hou den dat men dan een beroep zal moeten doen op de dure voor schotten van De Nederlandsche Bank, juist door die gelijktijdig heid in golfbeweging bij de af zonderlijke instellingen van lang durige perioden van overvloed en korte tijden van schaarste op onze geldmarkt. Heeft men eenmaal rekening gehouden met de gegevens die ren aanzien van de geldbehoefte in de toekomst als vaststaand bekend zijn of als waarschijnlijk kunnen worden afgeleid uit de ervaringen van het verleden (de lente-behoefte in de landbouw bijvoorbeeld), dan zal men ove rigens de beste kansen hebben, dat beleggingen op korte termijn op het juiste moment aflopen, wanneer men er voor zorgt, dat de portefeuille liquiditeitsbeleg gingen zoveel mogelijk gespreid is m.a.w. uit die beleggingen dienen geregeld gelden vrij te komen. Hoezeer men van deze wenselijkheid, om niet te zeggen noodzaak, is doordrongen, blijkt ook in deze tijd van bijna per manente geldovervloed; toen op 18 April door het Agentschap van het Ministerie van Financiën een aanvang werd gemaakt met

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 39