3i3
Ook indien men de normen komen dan een bedrag van
van crediet- en voorschotverle- 40.000,Daarvoor zijn ge-
ning zeer ruim neemt kan men nomen:
in het gestelde geval niet hoger
2/3 van de taxatiewaarde van grond en gebouwen 21.200,
1/2 van dode inventaris5.355,
idem levende inventaris3.500,
voor bedrijfskapitaal als crediet In lopende rekening 10.000,
4°>055.—
Eventueel zou dit nog verhoogd kunnen worden met
een borgstellingsvoorschot ad8.855,—
48.910,—
Zelfs dan blijft er altijd nog
een verschil van 44.000,dat
als eigen kapitaal moet worden
opgebracht, doch dat in feite,
bij de geldende prijsverhoudin
gen, dood kapitaal is.
In het licht van deze cijfers
kan worden gesteld, dat, indien
in enige bedrijfstak voor de hef
fing van inkomsten- of winstbe
lasting het systeem van ver
vroegde afschrijvingen op zijn
plaats is, dan toch zeker in de
landbouw, evenals de toepassing
van een investeringsaftrek,
waarbij men zich de vraag kan
stellen of deze in de landbouw
wel ver genoeg gaat, indien men
in 5 jaar tijds op het bedrag dei-
belasting ten hoogste io%> van
de gedane investeringen vergoed
krijgt.
Men spreekt tegenwoordig
veel over de belastingtarieven
en de noodzaak van een verdere
verlaging daarvan. Veel belang
rijker lijkt mij persoonlijk, dat
voor de inkomstenbelasting het
winstbegrip zodanig wordt uit
gewerkt, dat iedere belasting
van nominale of schijnwinsten
wordt vermeden. In het licht
van de aangeduide verschillen
tussen taxatieprijzen en nieuw-
bouwprijzen lijkt mij een fiscaal
systeem van afschrijvingen, dat
alleen let op de historische kost
prijzen uit de tijd. En wat de
werking van de progressie in de
tarieven betreft moet men ook
nog rekening houden met de on
gelijkmatigheid in de belastbare
winsten in de landbouw, zodat
over een groter tijdsverloop ge
zien, in de topjaren volgens een
te hoog tarief wordt betaald. Zo
langzamerhand begonnen we te
geloven dat een tariefstoepas
sing, waarbij over een reeks van
jaren zogenaamd wordt gemid-