nen vaststellen dat deze in het algemeen niet ongunstig zijn. De gemiddelde balanspositie der landbouwbedrijven was per i Januari 1952 niet ongunstig. Ook zijn bij vele bedrijven meer of minder belangrijke bedragen beschikbaar voor financiering van de investeringen. De liqui diteitspositie van de boeren leenbankorganisatie is ruim en bovendien komen de laatste ja ren geregeld flinke bedragen aan besparingen bij de boeren leenbanken beschikbaar. Ten slotte zijn de financieringsvor- men bij de boerenleenbanken meer en meer zodanig ontwik keld, dat mag worden veronder steld, dat de voorwaarden, die door de boerenleenbanken wor den gesteld met name op het stuk van de zekerheden, in het algemeen kunnen worden ver vuld. En dan is er nog de in tense en naar mijn mening zeer heilzame samenwerking tussen het Borgstellingsfonds en de landbouwconsulenten enerzijds en de boerenleenbanken ander zijds, welke een voorschotverle ning ter verbetering van de pro ductiviteit mogelijk maakt, ook daar waar de kapitaalstructuur van het bedrijf eigenlijk onvol doende is om financieringsrisi co's te aanvaarden. Men zou zeggen: mooier kan het niet. Maar toch vallen er nog wel enige wolken aan de financiële hemel boven de Ne derlandse landbouw te constate ren. Wij denken daarbij allereerst aan de rendabiliteitspositie van de landbouw; tot het boekjaar 1952 was er nog een zodanige verhouding tussen de kosten en de opbrengsten, dat in het alge meen een behoorlijke bruto winst overbleef. Op basis van 1951/1952 100 lagen de kos ten voor de akkerbouwbedrijven op 109, voor de weidebedrijven op 102 en voor de gemengde be drijven eveneens op 102. De op brengsten waren respectievelijk 121, 116 en 97. Er was dus toen in het algemeen nog een ruime rendabiliteit in de akkerbouw- en weidebedrijven; voor de ge mengde bedrijven werden, in dien de arbeidskosten ten volle worden ingecalculeerd, al nega tieve resultaten geregistreerd. Nadien zijn echter deze verhou- dingscijfers ongunstiger gewor den. Zo vermeldt de maandstatis- tiek van de landbouw van Maart 1955 op basis van 1949/1950 195 2/195 3 100, dat het index cijfer der kostenfactoren, dat voor het oogstjaar 1953/1954 nog op 107,7 stond, nadien is gestegen tot 118,1 per Decem ber 1954, welk cijfer ook ver meld wordt voor Maart 1955. Het indexcijfer voor de prijzen van akkerbouwproducten daalde evenwel van 112,9 voor het

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 15