3°8 hoofd mag worden gezien uit het al meer genoemd L.E.I.- rapport over de financiële posi tie van de landbouwbedrijven in Nederland is zulks nog eens ge bleken dat ook van andere zijde zwaar wordt gepartici peerd in de financiering van de landbouw. Voor de zandgronden b.v. is vastgesteld, dat 26% van de langlopende schuld, waarmede de bedrijven zijn gefinancierd, bij boerenleenbanken is opge nomen. Het algemeen gemiddel de voor de verschillende land bouwgebieden samen is 20%. Er is dan ook veel geld opgeno men, eensdeels bij particulieren, waaronder veel familiekapitaal, en anderdeels bij levensverzeke ringsmaatschappijen en pen sioenfondsen. Er valt evenwel ongetwijfeld een essentieel ver schil te constateren tussen de goed-gesecureerde beleggings hypotheken, waartoe doorgaans de genoemde institutionele be leggers zich zullen beperken en de voorschotfinanciering door de boerenleenbanken; reeds de gemiddelde bedragen, die met de boerenleenbankvoorschotten gemoeid zijn wijzen daarop. In het jaarverslag van de Coöpera tieve Centrale Raiffeisenbank te Utrecht vindt men vermeld, dat het gemiddelde van de niet onder eerste hypotheken vallen de voorschotten in 1952 beliep 2.570 en in 1954 3.140. Voor de vaste hypotheken wa ren de overeenkomstige bedra gen 6.670 en 7.780. Het jaarverslag van Eindhoven meldt als gemiddelde voor de eerste categorie voorschotten in 1953 I-JOO en in 1954 1.900; voor de vaste hypotheken res pectievelijk 5.100 en 5.600. Alnaargelang de mechanisatie en rationalisatie zich uitstrekt tot de minder rendabele bedrij ven of tot de bedrijven, die in de statistieken van het L.E.I.- rapport tot de categorie beho ren met een minder gunstige fi nanciële positie en het land bouwbeleid zal toch juist erop gericht moeten zijn deze bedrij ven aan de goede kant van de rendabiliteitsgrens te houden of te brengen zal er voor de boerenleenbanken een sociale financieringstaak zijn wegge legd, waarbij veelal de hulp van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw niet zal kunnen wor den gemist. Financieringsmogelijk- heden II. Is derhalve vastgesteld, dat de landbouwcredietorganisaties, zo wel in de ter beschikking ko mende besparingen als in de be staande financiële reserves aan zienlijke financieringsmogelijk heden bezitten, thans rijst de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 12