De Nederlandsche Bank aanwe zig moet zijn, dan komt men voor Eindhoven op 110 mil- lioen en voor Utrecht op 223 millioen. Daarbij komen nog de bij de Centrale Banken vereiste bedragen voor de coöperatie financiering, respectievelijk te stellen op 100 millioen voor Eindhoven en 150 millioen voor Utrecht. Het resultaat van deze beschouwing is, dat de boe renleenbanken voor de financie ring van de landbouw bij de beide Centrale Banken nog zou den kunnen beschikken over een bedrag van 702 millioen d.i. voor Eindhoven 517 millioen min 210 millioen is 307 mil lioen, en voor Utrecht 768 millioen min 373 millioen is 395 millioen. Het valt moeilijk zich een beeld te vormen van de beteke nis van de bedragen, die in de vorm van uit besparingen be schikbaar komende gelden bij het landbouwcrediet voor cre- dietfinanciering beschikbaar ko men c.q. in de vorm van finan ciële reserves beschikbaar zijn. Men zou deze moeten stellen tegenover de kapitaalsbehoef ten, waarover betrekkelijk wei nig bekend is. Wellicht mag hierover nog eens een rapport van het L.E.I. worden verwacht. Om de gedachten te bepalen kan een aan Ir Corstiaensen ontleen de mededeling worden gedaan: De vervangingswaarde van de totale investeringen aan werk tuigen en machines per 31 De cember 1952 in de landbouw gebruikt, kan worden gesteld op 2,5 milliard, d.i. per man ar beidskracht een investering van 1.750,Uiteraard kan voor de vervanging van deze investe ringen op de afschrijvingsgelden worden gerekend. Van nog meer belang is het daarom nog iets te vernemen over de toene ming van de investeringen in werktuigen en machines bij de landbouw in gebruik. Volgens dezelfde zegsman kan deze wor den gesteld op 100 millioen per jaar. Een verdere toeneming daarvan wordt verwacht, het geen aannemelijk is, indien wordt bedacht, dat de investe ring in machines en gereed schappen in de landbouw per arbeidskracht sedert 1940 ver drievoudigd is. Ook over het noodzakelijk gebouwen-kapitaal kan om de gedachten te bepa len nog een mededeling worden gedaan: In 1953 werd voor 60 millioen aan agrarische gebou wen geplaatst. De conclusie ligt voor de hand, dat er op gerekend moet worden, dat de landbouw nog heel wat financieringsmiddelen nodig heeft en ongetwijfeld zal daarvoor ook op de boerenleen banken een flink beroep worden gedaan. Zeker niet over het

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1955 | | pagina 11